Droom en daad
Op nachten als deze val ik langzaam en gerust in slaap, bezoek ik mijzelf en een ander in de dromen die mij nachtenlang wakker houden. Gevangen in simpelweg stilte, zak ik dieper en dieper weg in iets wat over een paar uur slechts een herinnering en hersenspinsel blijkt te zijn. In diezelfde nachten voel ik je handen op plekken waarvan ik zweren kan dat ze daar nog nooit geweest zijn, zijn we immer verstrengeld tot één. Ik hoor je praten, je warme woorden langs m’n oren glijden. We lopen nachtenlang, al dagenlang, naar de horizon en je houdt me dichterbij, vaster, dan iedere man ooit kon.
In hoeverre hebben we nog een leven nodig als ik je in mijn dromen bezoeken kan? We kunnen voor eeuwig leven in mijn diepe slaap, elkaar zien totdat we wakker worden. Nooit worden we ziek, noch van elkaar, noch van het leven. We kunnen een leven leven in nachten die duren van zeven tot zeven.
Maar ik word bruut gewekt, iedere ochtend weer. Met wederom niemand naast me, niet je gedaante die ik nog zo duidelijk had gezegd en bijna gesmeekt om er die ochtend te zijn. Maar leeg begint zelfs de romantica haar dag.
Er zijn nog geen reacties.