Schrijfwedstrijd Dooddoenervo - Opdracht 1 - Shadow
All war is deception.
- Sun Tzu
Stom genoeg had ik er altijd op gerekend dat het eerste slachtoffer van deze oorlog dat ik zou zien een heftige indruk op me zou maken. Sean lag er echter heel kalm en nog helemaal aan één stuk bij. Als hij niet in een open doodskist had gelegen en ik niet zou zijn omringd door mensen in het zwart, zou ik kunnen hebben gedacht dat hij ieder moment een luid gesnurk van zich zou geven.
Dat gebeurde niet. De kist werd gesloten, bedolven onder bloemen en aarde, en ik verbracht een half uur naast mijn moeder en Elise met het schudden van handen en mompelen van bedankjes.
“Het spijt me zo van je broer.”
“Eerst je vader, nu Sean. Verschrikkelijk.”
“Gecondoleerd, mijn beste. Van harte gecondoleerd.”
Ik liet het allemaal over me heen spoelen. Er was eigenlijk maar één persoon wiens woorden er voor mij echt uitsprongen, puur omdat ze net anders klonken dan de rest. “Jij bent nu de man in het huis, Conor,” vertelde Lucius Malfoy me plechtig. “Kun je die verantwoordelijkheid aan?”
Ik had geen idee wat het antwoord op die vraag was, maar niemand verwachtte dat ik de waarheid vertelde.
De deur van de kroeg sloot en Prewett werd aan mijn zicht onttrokken. Ik wist niet zeker of het een goede zet zou zijn hem achterna te gaan. Als hij me zag, zou ik nog meer moeite moeten doen om te zorgen dat hij me niet opmerkte wanneer hij vertrok en ik weer achter hem aan ging.
Ik had net besloten dat ik beter buiten kon wachten, toen een luide donderslag me van gedachten deed veranderen. Nog voordat ik de straat over was kwam het water met bakken tegelijk uit de hemel vallen. De regen stopte onmiddellijk toen ik de Snattering Snitch binnen stapte, maar in plaats van door water werd ik overspoeld door het gebruikelijke geroezemoes van een Engelse pub op een vrijdagavond. Het enige geluid dat opvallend afwezig bleef, ook toen ik met overdreven zorg mijn jas uittrok om tijd te rekken en me te oriënteren, was gelach. Er was zo nu en dan wel een grinnik te horen, en er was niets mis met het volume van de gesprekken, maar aan geen enkele tafel werd hardop, ongeremd gelachen. Mensen waren te bang voor het onnoembare gevaar om zich te laten gaan.
Te bang voor mij, onder andere, al waren ze zich daar onbewust van. De vrouw achter de bar glimlachte hartelijk naar me toen ik op een van de krukjes gleed. “Wat zal het zijn, jongen?”
Het “jongen” ergerde me. Ze moest eens weten. “Gewoon een Butterbeer, graag.”
“Komt eraan.”
De neiging om mijn ogen weer in de richting te laten glijden waar ik Prewett had gevonden was haast onweerstaanbaar, maar ik wist beter. Openlijk naar hem staren zou zo ongeveer hetzelfde effect hebben als wanneer ik meteen een flitsende spreuk boven mijn hoofd zou hangen. Kijk mij nou, ik stalk je al twee dagen!
“Hier schat.” De vrouw die net mijn bestelling had opgenomen zette een glas voor me neer dat zo vol zat dat het schuim over de rand liep. Ik wilde mijn beurs trekken, maar ze schudde haar hoofd. “Er is al voor je betaald.”
“Wat? Door wie?”
Al voordat ze haar hand optilde om me te wijzen waar ik moest kijken, had ik een duister vermoeden wie het zou zijn. Toch stokte de adem in mijn keel toen wat ik heel erg had gevreesd en misschien een klein beetje gehoopt inderdaad waar bleek te zijn. Prewett, het lid van de Order of the Phoenix waaraan ik was toegewezen en de man die ik al sinds eergisteren niet uit mijn oog had gelaten zonder dat hij mij had gezien, grijnsde naar me. Hij deed het alsof het de normaalste zaak van de wereld was, wat me er onmiddellijk van overtuigde dat hij geen idee had wie ik was. Hij tilde zijn pint naar me op in een soort woordloze toost vanaf de andere kant van de bar. Ik was misschien net een halve seconde te lang zo geschokt dat ik me niet kon bewegen, maar ik zag geen achterdocht in Prewetts ogen toen ik mijn glas ophief in erkenning.
Me van hem weg te draaien zou moeite hebben gekost, meer dan ik durfde toe te geven en meer dan ik had kunnen opbrengen, dus bleef ik naar hem staren. Ik kon heel precies volgen hoe hij opstond en op me af kwam.
“Hey,” zei hij, terwijl hij op de lege plek naast me kwam zitten. Hij zag er ontspannen uit, misschien wel meer dan beschaafd was tussen al deze gespannen mensen, en zeker meer dan passend was in een oorlog waar hij zo een grote rol in speelde. “Ik hoop dat ik je niet aan het schrikken heb gemaakt. Je zag er gewoon uit alsof je net een rotdag achter de rug had en wel iets goeds verdiende.”
Dat tweede was waarschijnlijk het toppunt van ironie. Als hij had geweten hoe de tattoo op mijn arm eruit zag, zou hij daar heel anders over hebben gedacht. “Ik schrok niet, ik was gewoon verrast. Bedankt, ik waardeer het gebaar.” Ik wist dat mijn glimlach overtuigend was, want ik had hem vaak genoeg voor de spiegel uitgeprobeerd. Liegen was een vereiste bij wat ik deed en alleen zij die het ook zonder woorden konden zouden altijd geloofd worden.
Prewett stak zijn hand naar me uit. “Fabian Prewett,” stelde hij zich voor.
Ik weet het, wilde ik zeggen. Jij bent de reden dat ik hier ben.
“Conor McCarthy,” zei ik in werkelijkheid. “Leuk je te ontmoeten.”
Hij grijnsde weer en ik voelde dat mijn geforceerde glimlach opeens geen moeite meer kostte. Dat was het moment waarop ik had moeten weten dat dit met enorme stappen de verkeerde kant op ging.
Er leek een vreemd soort tweedeling in mijn leven te ontstaan. Er waren de momenten waarop ik mijn werk deed, en er waren momenten waarop ik “mijn werk” deed, maar dan van iets dichterbij dan de bedoeling was.
Aan de ene kant stonden Malfoy en Dolohov en mijn familie en de oppermachtige figuur waar ik trouw aan had gezworen, en aan de andere kant Fabian en zijn tweelingbroer Gideon en zijn zusje Molly met haar man. De ene kant was duister en de andere kant was licht, en ik sprong constant heen en weer tussen het gebied dat de zon wel bereikte en dat waar het altijd nacht was. Het was niet goed voor me, want mijn ogen hadden tijd nodig om te wennen aan die plotselinge verandering iedere keer.
Ik was grootgebracht met leugens en bedrog, maar ik was er tot dit moment nooit op gekomen dat het mogelijk was dat alles wat ik over de zuiverheid van bloed en over deze oorlog had gehoord misschien ook gelogen zou kunnen zijn. Ik had het gevoel dat Fabian me de ogen opende. Fabian, met zijn veel te sterke koffie, zijn rotsvaste overtuiging dat er goede dingen bestonden en zijn bed dat eigenlijk veel te klein was voor twee personen.
Fabian, die ik uit mijn leven had moeten zetten als ik echt van hem had gehouden. Ik kon mijn schaduw immers niet afschudden, zeker niet wanneer ik in het licht stond. Waar ik ook ging en wat ik ook deed, dat vervloekte ding achtervolgde me, en dat zou het altijd blijven doen. Als ik dapper zou zijn geweest, had ik me bij Fabian en de Order waar hij nooit tegen mij over praatte gevoegd. Met enig verstand zou ik hem tenminste op een afstand hebben gehouden. Helaas bezat ik geen van beide eigenschappen, maar was ik wel egoïstisch. Ik hoorde de tijdbom tikken, maar in plaats van er iets aan te doen, stopte ik watjes in mijn oren. Op de korte duur was dat effectief.
Toen de explosie eenmaal kwam, viel die echter niet meer te negeren.
Ik bracht wekelijks verslag uit en ik wist dat de Dark Lord me uitlachte vanwege de details over Fabians geur en oogkleur die hij in mijn hoofd vond, maar het maakte me niet veel uit. Dat ik dat soort details kon leveren betekende dat wat ik deed nuttig was.
Dat was dan ook het verweer dat ik aandroeg toen Dolohov - Dolohov, de Lord vond het niet eens nodig om me zelf bij zich te roepen - me vertelde dat het voorbij was. “Dit kun je niet zomaar doen. Ik kan nog informatie binnenslepen. Ik zal beter mijn best doen - hij stond op het punt me iets belangrijks te vertellen, ik weet het zeker.” Ik had nog meer te zeggen, maar door Dolohovs dodelijke blik had ik opeens geen woorden meer. Ze ontglipten me, net als Fabian, om nooit meer teruggezien te worden.
Stom genoeg had ik er altijd op gerekend dat het eerste slachtoffer van deze oorlog dat ik zou zien een heftige indruk op me zou maken. Wat ik nooit zou hebben verwacht, was dat een slachtoffer waar ik alleen verhalen over hoorde me zo kon verpletteren. De enige troost die ik had was dat ik nu tenminste mijn schaduw nu niet meer hoefde te zien, want overal waar ik ging was het donker.
Reageer (1)
loved this again
1 decennium geleden