10.
Zayn Malik’s P.O.V.
Een grote, donkere man met diepbruine – bijna zwart – ogen kwam op me afgelopen. “Zo, jongeman,” mompelde hij, toen hij de celdeur opende. Ik herkende de man van gisterennacht. Zijn donkere, krullende haar was bijna zo donker als zijn ogen. Zijn huidskleur net zo en zijn zware stem was zo laag dat hij bijna niet verstaanbaar was. “Je mag weer gaan.” Het was dezelfde man die me vier uur eerder had opgepakt. Een rilling kroop over mijn ruggengraat toen ik me herinnerde wat er een paar uur geleden was voorgevallen. Ik voelde de sterke handen nog die me gisternacht stevig hadden vastgepakt toen ik weigerde het politiebusje in te stappen. De klap die daarna volgde, toen ik op de motorkap werd gedrukt, was nog steeds voelbaar in mijn gezicht. Ik kon me er niet veel meer van herinneren en al helemaal niet wat er zich de uren daarvoor had afgespeeld. Het enige dat ik nog wist was dat ik me in het buurtcafé bevond. Wat er daarna gebeurd was, was één groot zwart gat.
De donkere man overhandigde mijn spullen die ik vannacht had moeten inleveren en drukte een briefje in mijn handen waarop stond dat ik een geldboete moest betalen voor openbare dronkenschap. Ik huiverde. Hoe kon ik zo stom zijn? Ik had gezworen het nooit meer zo ver te laten komen. Ik kon mezelf wel voor m’n kop slaan.
Ik had een hekel aan cellen. Ze brachten me de stuipen of het lijf. Ik had al vaker vastgezeten en geloof me, dat is geen pretje. Al helemaal niet als je claustrofobie hebt. Nou had ik een lichte vorm ervan, maar het bezorgde me wel koude rillingen en een bezweet voorhoofd. Ik haatte het.
Zuchtend verliet ik het politiebureau, waarna ik een taxi aanhield. Ik zocht naar mijn mobieltje in het zakje die de politieagent me overhandigd had. Toen ik hem aanzette zag ik dat ik zes gemiste oproepen had. De meeste waren van Liam, maar er was er ook één van Louis en één van Harry. Ik keek op mijn horloge en zag dat het pas negen uur ’s ochtends was. De kille lucht buiten maakte duidelijk dat de zon nog niet zo lang op was en de ochtendnevel was nog zichtbaar. Waar hadden ze me op dit tijdstip voor nodig? Ik stapte de taxi in en vertelde de chauffeur dat hij naar mijn huis moest rijden. De zon stond laag en scheen fel in mijn ogen. Ik sloot ze en wreef vermoeid over mijn voorhoofd. Waarom had ik dit gedaan? Ik zuchtte. Ik haatte mezelf. Ik verafschuwde mezelf.
Een misselijk gevoel bekroop me en mijn hoofd bonkte. Toen ik mijn hoofd naar achteren liet zakken schoot me opeens te binnen dat ik vandaag met de jongens op vakantie zou gaan. Ik schoot overeind en greep naar mijn mobieltje. Ik belde Liam, maar hij nam niet op.
“Verdomme,” mompelde ik binnensmonds.
Ik zag aan de oude Victoriaanse huizen, dat we bijna in mijn straat waren. Ik zuchtte opgelucht. Mijn koffer had ik nog niet klaargemaakt, maar dat boeide me niet. Ik zou gewoon wat kleding in een weekendtas proppen. Toen ik bij mijn huis aankwam deed ik inderdaad wat ik bedacht had. Willekeurige kleding belandde in een weekendtas die ik ergens van zolder had gegrist.
Het was stil in huis. Mijn ouders waren beiden werken en ik hoopte vurig dat ze niet achter mijn arrestatie zouden komen. Ik besloot erover te zwijgen, maar ik wist dat het fout was. Ze hadden me vergeven voor mijn verleden en ik had ze beloofd voortaan eerlijk tegenover ze te zijn. Maar als ik dit nu zou vertellen, dan... Ik zuchtte diep. Ik wilde er niet eens over nadenken. Ik greep mijn tas en gooide hem over mijn schouder. Ik keek op mijn horloge om te zien of ik het nog zou redden en rende naar mijn auto toe. Hijgend opende ik de deur van mijn zwarte jeep en reed als een gek naar het vliegveld toe. Het deerde me niet dat ik nu waarschijnlijk nog een bon kreeg toegestuurd, deze keer voor te hard rijden. God leek me er al voor te boeten, want elk stoplicht dat ik tegenkwam sprong op rood. Ik vloekte.
Toen ik op een gegeven moment het geluid van overkomende vliegtuigen hoorde, haalde ik opgelucht adem. Een wit bordje aan de kant van de weg vertelde me dat het vliegveld nog een kilometer van mij verwijderd was. Gelukkig, ik was er bijna. Toen ik de ingang inreed, probeerde ik zo snel mogelijk een parkeerplaats te vinden, maar dat bleek moeilijker te zijn dan ik dacht. De enige vrije parkeerplaatsen waren ergens achterin. Ik had nog maar een kwartier om nog redelijk op tijd te zijn. Ik haalde diep adem en blies die vervolgens langzaam uit. Ik drukte op het gaspedaal en scheurde naar de lege parkeerplek, waarna ik het kaartje die bij de slagboom uit de automaat was gekomen bij mijn voorruit legde. Ik greep naar mijn tas die naast me op de bijrijderstoel lag en rende zo hard als ik kon naar het gebouw. Mijn horloge gaf aan dat het tien voor tien was. Het vliegtuig zou om tien uur vertrekken. Koortsachtig keek ik om me heen en zocht ik naar een groep jongens die – waarschijnlijk – ongeduldig op mij stonden te wachten. Het duurde even voordat ik de groep in mijn vizier kreeg, maar na een aantal minuten had ik ze gevonden. Toen Liam me opmerkte kwam hij nijdig op me aflopen.
“Waar bleef je nou, man? Ze hebben ons al een paar keer omgeroepen. We moeten echt gaan.”
Ik verontschuldigde me, terwijl ik hem vriendschappelijk omhelsde. “Het spijt me,” hijgde ik, half buiten adem. “Ik was helemaal de tijd vergeten en–” Mijn adem stokte toen er een meisje met licht bruin haar en blauw groene ogen in mijn zicht verscheen. Mijn gedachten raasden als een gek heen en weer en ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. “Wat doet zij hier?,” vroeg ik verontwaardigd.
Reageer (1)
Zaynie toch aha (;
1 decennium geledenSnel verder! <3