O19
Op dat moment voel ik hoe we een stuk zakken en dan ineens is er alleen nog maar lucht en Michael. We zijn beiden gevallen. Nog steeds heeft hij mijn hand beet.
“Sorry,” fluister hij zacht voordat we beiden beginnen met schreeuwen.
De lucht raast om ons heen terwijl Michael en ik wild om ons heen spartelen. Onze handen zijn losgeraakt en het gaat voor mij te snel om iets te kunnen beseffen behalve dat we of oneindig zullen vallen of te pletter zullen slaan.
“Eve!” roept Michael naar me en hij steekt zijn hand weer uit.
Ik probeer mijn arm ook naar hem uit te strekken, maar door de kracht van de wind lukt het me gewoonweg niet. Het wordt donkerder om ons heen en ook kouder. Alsof de nacht invalt, maar zo lang vallen we nog niet. Toch? Misschien vallen we sneller dan het licht en dat we nu alles versnelt meemaken. Dan herinner ik me dat dit niet echt kan zijn, dat we alleen maar op de dertiende verdieping zijn. Met moeite kijk ik onder me en ik zie dan dat het alleen maar donkerder en donkerder wordt. Gaan we nog meer doorvallen of is er iets in de diepte?
“Michael, wanneer eindigt dit?”
We kijken elkaar aan en beiden zien we er nogal moedeloos uit. Geen van ons weet wanneer dit eindigt en of dit überhaupt eindigt. Dan ineens voel ik iets bij mijn hand en ik schrik ervan totdat ik merk dat het Michael is die mijn hand weer heeft vastgepakt. Hij heeft het precies op het juiste moment gedaan, want het volgende moment zijn we weer totaal gehuld in duisternis. Onze handen knijpen hard in die van elkaar en ik probeer dingen te onderscheiden in de omgeving, maar echt alles is zwart. Ineens knal ik neer op iets wat zacht is, maar alsnog wordt alle adem uit mijn longen geslagen. Ik hap naar adem en weet nu niet of ik nog leef of niet. Naast mij hoor ik ook onaangename geluiden bij Michael vandaan komen. We hebben elkaar losgelaten en ik voel heel mijn lichaam niet terwijl het nog steeds niet lukt om te ademen. Net op het moment dat ik niet meer weet of ik bij kennis ben of niet, krijg ik weer lucht en kom langzaam weer op adem.
Mijn hele lichaam begint te tintelen waardoor ik weer gevoel krijg in mijn ledematen. Om mij heen is het akelig stil. Niet stil als in geen geluid, maar stil als in een bubbel zitten. Als in dat al het geluid is gedempt en niet meer hoorbaar. Het kost me enige moeite, maar dan lukt het me om overeind te gaan zitten. Ik tast om me heen om te zoeken naar Michael.
“Michael?”
Geen antwoord. Met gefronst wenkbrauwen probeer ik hem te zoeken, maar het verontrust me dat hij geen antwoord gaf.
“Michael? Ben je daar?”
Een rilling kruipt over mijn rug en ik begin nu echt ongerust te worden. Ik ga staan en beweeg me voort totdat ik ineens tegen een soort muur aanknal. Het licht flitst aan en ik houd mijn handen beschermend voor mijn ogen. Wanneer ik ze langzaam weer weghaal, zie ik dat ik voor een glazen plaat sta. Aan de andere kant staat Michael en ik ben verrast daardoor. Hij bonkt op de glazenmuur, dat zie ik, maar ik hoor geen geluid.
“Wat is dit? Hoe…hoe kan dit ineens?”
Ik bonk nu ook tegen de muur aan maar het schijnt niet te deren. Ik kijk om me heen en zie dat ik in een kleine ruimte ben. Zonder deur, zonder raam, zonder enige uitgang. Michael en ik kijken elkaar aan door het glas en onze handen liggen tegen die van elkaar aan, maar alsnog voelt hij heel ver weg. Hij begint met praten, maar ik kan hem niet verstaan. Ik probeer hem dat duidelijk te maken en hij stopt dan ook met praten. Ineens verschuift een stuk muur bij Michael in de kamer, alsof er een luik omhoog getrokken wordt, en er verschijnt een hond uit. De hond ziet er agressief uit en ik kijk er met grote ogen naar als de hond dichter bij Michael komt. Ik begin weer met bonken op het glas en naar achter hem te wijzen.
“Michael! Kijk uit, er is een hond achter je! Hij ziet er gevaarlijk uit!”
Michael kijkt verward mijn kant op, totdat hij over zijn schouder kijkt en merkbaar schrikt. Michael zet traag een paar stappen opzij en dan komt de hond op hem afrennen. Michael kan geen kant op en het is raar om te zien, want ik hoor nog steeds geen geluid. Toch is het duidelijk dat de hond blaft en dan hapt de hond naar Michaels benen. De hond heeft gelijk beet en bijt het been van Michael open. Geschrokken draai ik mijn hoofd weg en dan hoor ik Michael gillen. Ik schrik ervan en ik zie dan dat de glazenmuur weg is. Alsof iemand mij expres laat schrikken, wat waarschijnlijk ook zo is.
“Michael!” roep ik en ik ren naar hem toe.
Ik bedenk me wanneer ik de hond nog bij hem zie.
“Help me, alsjeblieft,” zegt hij tussen het schreeuwen door.
Bij gebrek aan een beter idee schop ik de hond en die verdwijnt dan in het niets. De hond is verdwenen, maar ik zie een gapend gat in Michaels been. Het bloed giet eruit.
“Ah, het brandt!”
Michael heeft een pijnlijke trek op zijn gezicht en ik kniel bij hem neer.
“Rustig maar, ik help je wel,” zeg ik in een poging hem gerust te stellen.
Maar hoe wil ik hem helpen? Er is hier niets wat ik kan gebruiken om hem te helpen…behalve mijn eigen kleding. Aarzelend kijk ik naar Michael, maar hij heeft alle aandacht bij zijn been en de pijn. Hij probeert zijn schreeuwen in te houden. Snel trek ik mijn broek uit en zowaar lukt het me om een pijp af te scheuren.
“Haal je handen weg.”
Michael doet het niet gelijk, waardoor ik het herhaal en dit keer nog dwingender zeg. Hierdoor haalt hij zijn handen weg en ik bind de pijp strak om de wond heen.
“Zo…dit moet het – het doen,” mompel ik en ik veeg mijn handen af aan wat over is van mijn broek.
“Dank je,” zegt Michael en ik haal mijn schouders op.
“Het is niets, je zou hetzelfde voor mij hebben gedaan.”
Hij kan niet glimlachen door de pijn die nog steeds door hem heen gaat, maar dan ineens verandert de omgeving om ons en zijn we in de lift.
“Wat?” zeg ik verward.
De lift gaat razendsnel omhoog, wat te zien is aan de teller in de lift, en dan zakt de lift naar beneden. Ik grijp me vast aan de leuning in de lift en Michael doet hetzelfde.
“Wat gebeurt er?” vraagt hij aan me, maar ik weet het ook niet.
Ik zie hoe de lift steeds verder zakt en richting de begane verdieping gaat. Zullen we niet doodslaan, aangezien we dan de grond raken?
“Michael, het ziet er niet goed uit. Knijp je ogen dicht, dan zal het allemaal meevallen.”
Hij knikt en doet zijn ogen dicht. Ik doe ook mijn ogen dicht en zo blijven we dan zitten. Ik zonder broek en hij met een gat in zijn been.
“Wat doen jullie?” vraagt er dan ineens iemand en ik open mijn ogen.
De liftdeuren zijn blijkbaar open gegaan en er staat een oudere vrouw naar ons te kijken. Michael opent ook zijn ogen en ik kijk geschrokken naar mijn benen, maar tot mijn verbazing heb ik mijn broek weer aan. Michael is de eerste die weer reageert en hij trekt mij overeind.
“Niets, mevrouw. Gewoon wat aan het uittesten.”
Hij trekt mij mee de lift uit en ik hoor de vrouw achter ons nog iets mompelen over de jeugd van tegenwoordig.
“We leven nog.”
Reageer (1)
Je mag raden wie je net een kudo heeft gegeven. That's right. Moiii (banana)
1 decennium geleden