The Stranger || Nymphadora Tops en Remus Lupin
Een verhaal over Nymphadora Tops en Remus Lupos
Met haastige stappen vervolgde ik mijn weg. De regen viel met bakken uit de lucht en ik kon met gemak mijn mantel uitwringen en daarmee een kleine emmer vullen. Kleine straaltjes water liepen langs mijn gezicht naar beneden en ik huiverde. Mijn ogen keken schichtig heen en weer, ik voelde me hier niet op mijn gemak. De straat was donker, het enige licht dat er was, was afkomstig van een knipperend licht uit een gebroken straatlantaarn. Ik hoorde geritsel in de struiken en stopte abrupt. Mijn ogen gleden over het struikgewas en registreerden een donkere gedaante die de vorm had van een hond. “Sluipvoet?” vroeg ik zacht. De hond draaide zich om en keek me met zijn grijze ogen doordringend aan. Hij wenkte met zijn kop dat ik hem moest volgen en dook toen weer de struiken in. Ik liet mijn blik nog één keer door de straat glijden en ging hem toen achterna. Even later stond ik in de gang van Grimboudplein 12 en stond Sirius in zijn mensengedaante voor me. “Je bent laat,” zei hij. “Ik weet het.” Hij ging me voor naar een effen zwarte deur met een gouden klink en opende hem. In de ruimte daarachter stond een lange eiken tafel waar de leden van de Orde al plaats hadden genomen. Ik keek de tafel rond en knikte. Toen haalde ik mijn toverstaf onder mijn mantel vandaan en probeerde mijn mantel droog te blazen, maar het had geen enkel effect. Ik ging zitten op de enige stoel die nog over was en Romeo begon te spreken. “Goed nu Nymphadora eindelijk is gearriveerd kunnen we beginnen, het staat vast dat Jeweetwel is teruggekeerd en het is onze taak om Harry Potter zoveel mogelijk te helpen met zijn loodzware taak. Perkamentus heeft de beveiliging van Zweinstein versterkt en Harry Potter komt binnen een paar weken hierheen.” Sirius’ gezicht klaarde op toen hij dat nieuws hoorde. Hij zat er nog altijd mee dat hij zijn petekind niet in huis had kunnen nemen na de ontsnapping van Pippeling twee jaar geleden. “Het is vanzelfsprekend dat wat binnen deze vier muren ter sprake komt ook tussen deze vier muren blijft.” Hij keek ons één voor één aan en ging toen verder. “Tijdens zijn verblijf hier moet Harry Potter zich vooral op zijn gemak voelen en het is niet de bedoeling dat we hem gaan bestoken met vragen over de herrijzenis van Voldemort en dat soort dingen begrepen?” Hij keek weer de tafel rond en zijn blik bleef iets langer bij Sirius hangen dan bij de rest. Ik wou dat de vergadering sneller vooruitging. Ik keek naar Remus die schuin over mij zat maar hij had zijn blik strak op Romeo gericht. Ik wendde mijn hoofd af en staarde naar het tafelblad.
“Het is van het allergrootste belang dat we alert en waakzaam blijven, het ministerie weigert nog altijd de terugkomst van Voldemort te erkennen en daar moeten we rekening mee houden.” Toen de vergadering was afgelopen stond iedereen recht en begonnen in afzonderlijke groepjes met elkaar te praten. Remus verdween echter zo snel mogelijk door de deur en ik liep hem achterna. “Remus! Remus, wacht nou even!” Hij stopte met lopen en draaide zich om. “Ik heb nu geen zin om te praten.” Hij wou zich terug omdraaien en weglopen maar ik greep zijn arm. Hij draaide zich terug om en keek recht in mijn ogen. Zijn bruine ogen keken me doordringend aan en er leek een soort van droevigheid over zijn gezicht te hangen. “Het is te gevaarlijk,” zei hij. En toen draaide hij zich om en liep de trap op. Ik bleef staan terwijl ik hem nastaarde. Ik vroeg me af waarom ik nog moeite deed. Ik kreeg toch altijd hetzelfde antwoord. “Het is te gevaarlijk, ik ben te gevaarlijk.” En dan zijn stomme reden dat hij te oud was. Ik werd er gek van. Ik zuchtte, mijn ogen gleden over de schilderijen in de gang en ik grinnikte toen ik zag dat het schilderij van Sirius’ moeder bedekt was met zwarte gordijnen om haar de mond te snoeren. Ik keek naar de zwarte voordeur en keek om me heen om te zien of er iemand was voor ik ernaartoe liep, hem opende, en de buitenlucht instapte. Romeo had ons verboden om ’s avonds alleen buiten op straat rond te hangen nu er duistere tijden in aantocht waren maar ik moest eventjes mijn hoofd zuiveren. Het regende nog altijd onophoudelijk en het water spoelde de tranen weg die zich in mijn ogen vormden. Mijn haar veranderde van paars naar bruin terwijl ik wegliep van het Grimboudplein. Allerlei gedachten maalden door mijn hoofd en ik merkte niet dat er een zwarte gedaante me geruisloos achtervolgde. Plots hoorde ik een geluid en ik draaide me vliegensvlug om terwijl ik mijn toverstok trok. Mijn ogen flitsten heen en weer maar ik zag niets. Ik draaide me terug om en liep terug verder alleen nu een stuk alerter. Ik hoorde weer een geluid en kon nog net op een tijd een schild oproepen voor er een rode straal mijn richting uitkwam. Ik draaide me om en begon terug te lopen naar het Grimboudplein. Ik zigzagde van rechts naar links en stuurde af en toe een spreuk naar achteren om zo mijn belager te proberen afschudden. Maar de voetstappen bleven me achtervolgen en ik draaide me weer om, om een rechtstreeks gevecht met hem aan te gaan. Zijn gezicht was verborgen in een zwarte kap zodat ik hem niet herkende en zijn toverstok was op mij gericht. Ik keek hem met een vastberaden blik aan en toen begon het gevecht. Hij had niet de bedoeling mij te doden want er schoot geen enkele groene straal uit zijn toverstok en ik vroeg me af wie deze onbekende was. Plots vloog door een felle rukwind zijn kap naar achter en één seconde lang zag ik twee blauwe ogen voor hij van de verwarring gebruik maakte om mij uit te schakelen. Ik werd door de lucht geworpen en landde een paar meter verder op mijn rug, met mijn ogen gesloten.
De onbekende man zette zijn kap weer op en liep voorzichtig naar Tops toe. “Nymphadora,” fluisterde hij. Hij bukte zich en raakte haar schouder aan maar net op het moment dat hij wou verdwijnselen werd de deur van Grimboudplein 12 opengesmeten en stormden Sirius en Remus naar buiten. Sirius richtte zijn toverstok op de onbekende man en die vloog door de lucht om even later tegen een laag muurtje te landen. Remus was ondertussen naar Tops gelopen die zwakjes ademhaalde. “Nymphadora,” fluisterde hij. Een zachte kreun verliet haar lippen en hij nam haar in zijn armen terwijl de regen naar beneden bleef stromen.
“Het is van het allergrootste belang dat we alert en waakzaam blijven, het ministerie weigert nog altijd de terugkomst van Voldemort te erkennen en daar moeten we rekening mee houden.” Toen de vergadering was afgelopen stond iedereen recht en begonnen in afzonderlijke groepjes met elkaar te praten. Remus verdween echter zo snel mogelijk door de deur en ik liep hem achterna. “Remus! Remus, wacht nou even!” Hij stopte met lopen en draaide zich om. “Ik heb nu geen zin om te praten.” Hij wou zich terug omdraaien en weglopen maar ik greep zijn arm. Hij draaide zich terug om en keek recht in mijn ogen. Zijn bruine ogen keken me doordringend aan en er leek een soort van droevigheid over zijn gezicht te hangen. “Het is te gevaarlijk,” zei hij. En toen draaide hij zich om en liep de trap op. Ik bleef staan terwijl ik hem nastaarde. Ik vroeg me af waarom ik nog moeite deed. Ik kreeg toch altijd hetzelfde antwoord. “Het is te gevaarlijk, ik ben te gevaarlijk.” En dan zijn stomme reden dat hij te oud was. Ik werd er gek van. Ik zuchtte, mijn ogen gleden over de schilderijen in de gang en ik grinnikte toen ik zag dat het schilderij van Sirius’ moeder bedekt was met zwarte gordijnen om haar de mond te snoeren. Ik keek naar de zwarte voordeur en keek om me heen om te zien of er iemand was voor ik ernaartoe liep, hem opende, en de buitenlucht instapte. Romeo had ons verboden om ’s avonds alleen buiten op straat rond te hangen nu er duistere tijden in aantocht waren maar ik moest eventjes mijn hoofd zuiveren. Het regende nog altijd onophoudelijk en het water spoelde de tranen weg die zich in mijn ogen vormden. Mijn haar veranderde van paars naar bruin terwijl ik wegliep van het Grimboudplein. Allerlei gedachten maalden door mijn hoofd en ik merkte niet dat er een zwarte gedaante me geruisloos achtervolgde. Plots hoorde ik een geluid en ik draaide me vliegensvlug om terwijl ik mijn toverstok trok. Mijn ogen flitsten heen en weer maar ik zag niets. Ik draaide me terug om en liep terug verder alleen nu een stuk alerter. Ik hoorde weer een geluid en kon nog net op een tijd een schild oproepen voor er een rode straal mijn richting uitkwam. Ik draaide me om en begon terug te lopen naar het Grimboudplein. Ik zigzagde van rechts naar links en stuurde af en toe een spreuk naar achteren om zo mijn belager te proberen afschudden. Maar de voetstappen bleven me achtervolgen en ik draaide me weer om, om een rechtstreeks gevecht met hem aan te gaan. Zijn gezicht was verborgen in een zwarte kap zodat ik hem niet herkende en zijn toverstok was op mij gericht. Ik keek hem met een vastberaden blik aan en toen begon het gevecht. Hij had niet de bedoeling mij te doden want er schoot geen enkele groene straal uit zijn toverstok en ik vroeg me af wie deze onbekende was. Plots vloog door een felle rukwind zijn kap naar achter en één seconde lang zag ik twee blauwe ogen voor hij van de verwarring gebruik maakte om mij uit te schakelen. Ik werd door de lucht geworpen en landde een paar meter verder op mijn rug, met mijn ogen gesloten.
De onbekende man zette zijn kap weer op en liep voorzichtig naar Tops toe. “Nymphadora,” fluisterde hij. Hij bukte zich en raakte haar schouder aan maar net op het moment dat hij wou verdwijnselen werd de deur van Grimboudplein 12 opengesmeten en stormden Sirius en Remus naar buiten. Sirius richtte zijn toverstok op de onbekende man en die vloog door de lucht om even later tegen een laag muurtje te landen. Remus was ondertussen naar Tops gelopen die zwakjes ademhaalde. “Nymphadora,” fluisterde hij. Een zachte kreun verliet haar lippen en hij nam haar in zijn armen terwijl de regen naar beneden bleef stromen.
Er zijn nog geen reacties.