The Four of the Apocalyps
Hard schalt de ochtendklok en een alles overstemmend geluid klinkt over de stad. Slaperig wrijf ik in mijn ogen als de eerste straal zonlicht mijn kamer in schijnt. Ik sla de deken van me af en druk op het knopje dat het raam opent. De frisse wind van de ventilatoren blaast in mijn gezicht en genietend snuif ik het op. Vandaag ruikt het naar dennennaalden, wat betekent dat vandaag officieel de herfst is begonnen. De herfst is mijn favoriete seizoen en het liefst ga ik dan elke dag naar de Oude Boom. Soms neem ik mijn tekenboek mee, soms zit ik er alleen tegenaan en geniet ik van zijn geur. Ook wordt ie elke eerste herfstdag gemeten. Mensen over de hele wereld komen dan naar Nederland om te kijken. Nergens is meer een boom te vinden, dus deze gebeurtenis is altijd heel bijzonder. Helaas zijn er ook altijd mensen die de boom oude troep vinden. Die zeggen dat ie weg moet en plaats moet maken voor de toekomst. Gelukkig zijn er altijd meer tegenstanders dan voorstanders voor het weghakken. Ik ben één van die tegenstanders. Die Boom is geschiedenis en geschiedenis hak je niet weg!
Mijn deur zoeft open en Anne-Bot, mijn huisrobot, staat in de deuropening. In haar armen heeft ze een dienblad waar de geur van croissantjes van afkomt.
‘Uw ontbijt, mevrouw. Sinaasappelsap, croissantjes en nog wat gesneden fruit. Ik hoop dat het naar uw wens is.’ zegt ze en ze legt het blad op de kast.
‘Het is perfect. Je hebt weer je best gedaan.’ lach ik vriendelijk.
Anne-Bot maakt een snelle buiging en verdwijnt dan weer. Meteen pak ik het croissantje en genietend plof ik terug op bed. Het smaakt een beetje droog, maar toch geniet ik er van. Elke keer besef ik meer dat het wel eens de laatste keer kan zijn dat ik echt voedsel eet. Bijna al het eten is vervangen door voedingssupplementen en het wordt steeds moeilijker voor Anne-Bot om mij een echt ontbijt te geven. Nog even en ook ík zal aan de voedingssupplementen moeten beginnen.
Bij het laatste hapje van mijn croissant probeer ik extra te genieten en als ik aan mijn sap begin probeer ik er zo lang mogelijk over te doen. Aan voedingssupplementen zit helemaal geen smaak en ik heb altijd al van echt eten gehouden. Ik houd van pasta’s en van aardappels, van fruit en van rijst. Mijn ouders wilden nooit echt voedsel voor me kopen. Die noemden me een hippie en zeiden dat ik supplementen moest slikken net zoals ieder ander gewoon mens. Eigenlijk vertelden mijn ouders altijd dat ik niet normaal was. In hun ogen deed ik nooit iets goed en zo gauw ik dan ook kon ben ik uit huis gegaan. Nu woon ik op mezelf en heb nauwelijks nog contact met mijn ouders. Niet dat ik het contact mis. Zij missen mij anders ook niet. Alleen wie ik wel mis is mijn kleine broertje Xino. Aan hem was ik echt gehecht, maar mijn ouders hebben hem verteld dat ik geen contact met hem wil en dat ik een hekel aan hem heb. Telkens als ik hem nu bel neemt hij niet op.
‘Mevrouw, vergeet u uw afspraak met Zazion niet?’ De stem van Anne-Bot klinkt door het speakertje in de muur.
Meteen spring ik op. Mijn afspraak met Zazion! Hoe kan ik die afspraak nou vergeten! Dat is al de zoveelste keer! Vliegensvlug ga ik in de aankleedbuis staan en klik op een willekeurige outfit. Ik sluit mijn ogen en als ik ze weer opendoe ben ik aangekleed. Snel ren ik door naar de badkamer en meteen wordt mijn haar en make-up gedaan door een paar robotarmen. Binnen een paar minuten ben ik klaar, zeg ik gedag tegen Anne-Bot en ren ik de deur uit.
Zo hard als ik kan ren ik door de straten. Het is al erg druk op straat en boos roepen mensen me na. Af en toe mompel ik een excuus, maar besteedt er verder geen aandacht aan. Lichtelijk buiten adem kom ik aan op het plein en tot mijn grote verbazing zijn er bijna geen mensen. Meestal zijn er duizenden bezoekers, nu zijn er hoogstens veertig!
‘Wat is mevrouw toch weer laat.’ zegt een jongensstem.
Verbaast draai ik me om en lach als ik in het quasi-boze gezicht van Zazion kijk. Hij is altijd zo schattig als probeert boos te kijken.
‘Het spijt me, meneer.’ zeg ik flirterig en ik sla mijn armen om zijn nek. ‘Hoe kan ik het goedmaken?’
Hij haalt zijn schouders op, trekt me dichter tegen zich aan en zegt: ‘Ik weet wel een manier.’
Zacht drukt hij zijn lippen op de mijne en gelukkig ga ik erop in. Hij is mijn eerste vriend en we hebben nu bijna vier jaar. Als ik mijn studie af heb zijn we van plan samen te wonen in een huis met een grote tuin waar ik dan zelf groentes kan verbouwen.
‘Ik moet je wat vertellen.’ zegt hij ernstig als hij onze zoen verbreekt. Een vreemd gevoel in mijn maag waarschuwt me dat het nooit goed nieuws kan zijn als hij zo begint.
‘Wat is er? Gaat het over ons?’ vraag ik geschrokken.
‘Nee, nee! Ik ben dol op je! Nee, het gaat over de boom. Ze gaan hem vandaag omhakken en ik weet dat je gehecht was aan deze boom. Het spijt me voor je.’
Mijn mond valt open en verslagen vallen mijn armen langs mijn lijf. Weghakken? Ik weet dat ze het daar wel eens over hadden, maar het ging nooit door. Waarom besluiten ze dan nu opeens hem wel weg te hakken?
‘Waarom...’ piep ik. De tranen prikken achter mijn ogen en de brok ik mijn keel maakt het moeilijk wat uit te brengen.
‘Ze zeggen dat hij binnenin aan het rotten is en ze het uit veiligheid doen.’ antwoord hij en nog voordat zijn zin afgelopen is komen mannen met grote kettingzagen het plein op gelopen.
De mannen zetten het gebied rond de boom af en verdrietig begraaf ik mijn gezicht in Zazions nek. Teder aait hij me over mijn haar. Mijn nagels boren zich in zijn borst als ik het geluid van de zagen hoor. Ik schudt mijn hoofd en schreeuwend ren ik naar de Boom.
‘Neeeeeeeeee!!!’ roep ik hard en met tranen in mijn ogen zie ik dat het al te laat is. De scherpe kartels boren zichzelf in de Boom.
Plots word het donker en grote grijze wolken verschijnen aan de hemel. Dikke druppels kletteren op het stadsschild. Een oorverdovende knal en een felle lichtflits schrikken de mannen op. Angstig ren ik terug naar Zazion en stevig pak ik zijn hand vast.
Verbaast kijk ik op als het geluid van paardenhoeven over het plein schalt. Een groot wit paard met een ruiter verschijnen uit de wolken. In zijn hand heeft hij een grote boog en op zijn hoofd glanst een gouden kroon. Langzaam heft hij zijn boog en met een noodgang schieten er pijlen in het rond. Rakelings suist er één van die pijlen suist langs onze hoofden. Zazion trekt me op de grond en beschermend slaat hij een arm over mijn hoofd. Nog steeds vliegen er overal pijlen in de lucht en alles wat de pijlen raken vliegt in brand. De ruiter rent terug de wolken in en opeens schiet me een verhaal over de vier ruiters van de Apocalyps te binnen. Als dit dus is wat ik denk dat het is betekent dit dat dit het einde is. Het einde van de wereld!
Mijn gevoel wordt bevestigd als er een volgende ruiter verschijnt. Hij zit op een rood paard met een zwart, blinkend zwaard. Het enige wat hij draagt is een doek om zijn middel en woest blaast het paard uit zijn neus. Luid schreeuwend heft hij zijn zwaard en met harde uithalen zwaait hij het over het plein. Niets is veilig. Mensen vallen krijsend van pijn op de grond en bloed druipt langs zijn zwaard. Bang knijp ik mijn ogen dicht, hopend dat het snel voorbij is. Toch kan ik het niet laten te kijken en als ik mijn ogen open zie ik overal lijken. Als, na wat uren lijkt te duren, deze ruiter eindelijk verdwijnt haal ik opgelucht adem. Nu kunnen de volgende alleen maar meevallen.
Als de volgende ruiter verschijnt weet ik gelijk dat ik te vroeg heb gejuicht. Een uitgemergelde man op een zwart paard kijkt vermoeid uit zijn ogen. Iets in zijn ogen geeft me een hol gevoel. Plots voel ik me zwak en leeg, alsof al het leven uit me is gezogen. Als een lappen pop valt mijn hoofd op de stenen en met moeite houdt ik mijn ogen open. Kreunend pak ik Zazions hand vast en blijf dan stil liggen. Mijn hart bonkt in mijn keel en bang wacht ik af wat er gaat gebeuren. In mijn ooghoek zie ik dat de straat onder de plassen bloed ligt, mensen vermoeid neervallen en struiken en bomen in brand staan. Bij de mensen die nog op hun benen kunnen staan rollen de tranen over de wangen.
Bevend kijk ik naar het verschijnen van de vierde en laatste ruiter op een vaalgrijs paard. Deze ruiter kijkt treurend uit zijn ogen en schudt verdrietig zijn hoofd. Als enige landt hij op het plein en met steeds meer moeite houd ik mijn ogen open. Ik voel gewoon dat als ik ze nu sluit ik ze nooit meer open krijg. Stil rijdt de ruiter langs de lijken en ook de mensen die nog konden staan vallen nu neer. De hoeven van het paard splijten de aarde en velen lijken en mensen vallen in de scheuren. De ruiter komt steeds dichterbij en mijn hele lichaam lijkt verdoofd.
‘Ytha... Als dit het einde is wil ik dat je weet dat ik altijd van je zal houden.’ piept hij.
Met een hard krakend geluid worden Zazion en ik van elkaar verschijnen. Ik zie hem verdwijnen in de aarde en de tranen rollen over mijn wangen. Ik wil mijn mond openen om te schreeuwen en te krijsen, maar mijn lichaam werkt niet mee. Mijn hart spoelt over van verdriet, angst en woede. Dan voel ik me langzaam wegglijden uit mijn lichaam en ik heb Zazion niet eens kunnen antwoorden...
Reageer (1)
Wow.... speechless.....
1 decennium geleden