Foto bij Hoofdstuk 4.

Deze is wat korter,
misschien schrijf ik straks nog wat en anders zo snel mogelijk!!
xx

Het lijkt wel uitgestorven over de gangen, Hermelien kon ik niet vinden in de bibliotheek. Het was eigenlijk best dom van me om daar te gaan zoeken, want we hebben pas net wat lessen gehad en het lijkt me sterk als ze nu al bergen huiswerk opgekregen zou hebben. Diep in gedachten over wat Draco allemaal heeft gezegd loop ik tegen een jongen aan “sorry” mompel ik, voor me staat een grote roodharige jongen die ik herken als Fred, of nee George. Volgens mij was het George. “maakt niet uit’’ zegt hij glimlachend. Hij was echt veel verandert dit jaar, hij was een stuk knapper geworden. En hij was al knap, ik had gehoord van Ginny dat hij me wel zag zitten, maar had daar eigenlijk nooit zoveel aandacht aan besteed. “waar denk je aan?’’ vraagt hij, “ow niets” en ik voel dat ik rood word. Hij glimlacht, “dit weekend mogen we al naar zweinsveld en ik vroeg me af of je.. nouwja.. ik begrijp als je geen zin hebt hoor dat is heel normaal, want ja, pff nou ik denk dat ik maar ga want ik zet me nogal voor schut’’ hij is knalrood en draait zich om, om weg te lopen. “als je bedoelt of ik zin heb om mee te gaan, dan graag!’’ roep ik hem snel na. Hij staat stil en draait zich om, ik zie dat hij glimlacht, een leuke glimlach, niet zo een als die van Malfidus, maar een van waar je het warm van krijgt, ook al kreeg ik het raar genoeg ook warm van die van Draco. “kan ik je dan ophalen rond 10uur?’’ vraagt hij, “maar al te graag!’’ antwoord ik terug. “tot dan!’’ glimlacht hij en hij geeft me een knipoog en loopt weg. Voldaan loop ik verder over de gangen. “Ik had niet verwacht dat je zo diep zou zinken Anderson’’ hoor ik de bekende stem van Draco achter me. “was je me aan het bespieden?!” snauw ik hem toe. “ik was er gewoon toevallig” zegt hij en ik kijk hem aan, zijn ogen staan boos, zo heb ik ze nog nooit eerder gezien. De mooie warme blauwgrijze ogen staan nu koud en doordringend. “bemoei je niet met mijn leven Malfidus” bijt ik hem toe. Hij loopt op me af totdat hij een paar centimeter voor me staat. “is een Wemel echt wat je wilt” fluistert hij. Ik voel kriebels onderin mijn buik. “bemoei je niet met mijn leven” herhaal ik alleen dan een stuk zwakker dan net. Zijn lippen komen in de buurt van mijn oor en hij fluistert “bemoei jij je dan niet met mijn hart” en hij geeft een kus op mijn oor. Daar sta ik dan net als een standbeeld, waar sloeg dit nou op? En hoezo bemoei ik me met zijn hart. Hij draait zich om en loopt weg. Ik blijf stil staan totdat ik hem niet meer kan zien, ik wrijf een keer over mijn oor. Wat is er aan de hand met mij, en wat is er aan de hand met hem. Ik probeer weer normaal na te denken en loop richting de kerkers wetend dat over een paar minuten Toverdranken begint.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen