Chapter 2 ~~ You're as slow as a snail..
Haaiii,
weer een hoofdstukje
Iknow hij is heel laat, maar ik was vet moe en echt niet eens in staat een zinnig woord uit te brengen..
Dus, maar hij is er nu..
Dus..
I hope you like it
weer een hoofdstukje
Iknow hij is heel laat, maar ik was vet moe en echt niet eens in staat een zinnig woord uit te brengen..
Dus, maar hij is er nu..
Dus..
I hope you like it
‘Adam,’ brul ik naar boven. Mijn zogenaamde broer, die geen broer is maar al zolang bij ons woont dat hij als een broer voor me is. ‘Schiet nou eens op, we missen de trein nog op dit slakken tempo van jou!’
‘Ja, zus chill nou eens! Ik kom er aan, maar ik moet ook jou hutkoffer meenemen!’ Brult hij terug. Ik grijns. Adam en ik noemen elkaar vaak broer en zus. Hij woont inmiddels al 6 jaar bij ons en het is gewoon vertrouwd met hem. Wij zijn geen Adams zonder Adam. Ja, dat is leuke woordspeling. Met mijn blindenstok stevig in mijn hand geklemd loop ik terug naar woonkamer, waar mijn ouders nog steeds zitten.
‘Is Adam al onderweg naar beneden?’ Vraagt mijn moeder.
‘Ja, ik geloof het wel.’ Op mijn gevoel loop ik richting de bank en plof er op neer. Mis. Met een dreun val ik op de grond en barst in lachen uit. ‘Oeps,’ zeg ik met een grijns, waarna ik met mijn handen naar de bank voel en er dan uiteindelijk toch op plof.
‘En zin in je laatste jaar?’ Vraagt mijn vader.
‘Ja, helemaal! Het wordt helemaal te gek, maar niet helemaal hetzelfde zonder Cedric. Ja, ik zal me gedragen,’ voeg ik daaraan toe en ik kijk onschuldig.
‘Ik ben al klaar!’ Roept Adam en aan zijn zware voetstappen te horen komt hij de kamer binnen gestormd.
‘Nou, dat werd tijd hoor,’ mopper ik op hem, maar het is hem al snel vergeven. Ik spring op, grijp mijn stok en probeer op hem af te rennen zonder ergens over te vallen. Ik stoot me aan de tafel, maak een zo te horen vaas kapot, maar spring daarna in zijn armen. Hij verliest zijn evenwicht en we vallen achter over op de harde vloer. We krijgen gelijk de slappe lach en ik pak mijn toverstok.
‘Ik ga die vaas fiksen!’ Grijns ik. Ik ben officieel meerderjarig en mag en verschijnselen en toveren. Wel zo makkelijk als je blind bent. ‘Reparo!’ Roep ik en ik wijs, hopelijk, in de richting van de vaas. Ik hoor hoe de scherven weer een geheel vormen en hij zacht neerkomt op zijn oorspronkelijke plek. Ik steek triomfantelijk mijn armen in de lucht. De eerste paar keren mislukte het.
‘Oké laten we gaan,’ zegt mijn moeder.
‘Ja, goed idee,’ mompelt mijn vader. ‘Voordat ze nog meer dingen kapot maakt.’
Ik weet dat ze glimlachen en grijns zelf ook.
‘Adam mijn arm,’ zegt mijn vader.
‘Tuurlijk pa,’ zegt hij. Hij noemt ze zelfs pa en ma, de gekke idioot.
‘Ik neem de koffer en uilen!’ Roept mijn moeder.
‘Ik verdwijnsel helemaal zelf,’ grinnik ik. ‘Waarom? Omdat het kan! Zie jullie in Londen!’
Ik denk gefocust aan mijn bestemming en ik voel hoe ik door een dwangbuis gepropt wordt. Als ik met mijn voeten op de tegels land en het lawaai van treinen hoor, weet ik dat ik goed ben aangekomen. Mijn ouders laten weten dat ze er zijn door een hand op mijn schouder te leggen. Mijn moeder duwt me mijn koffer in de hand. Aan de hand van Adam, al weet ik niet hoe betrouwbaar dat is, leid hij me naar het de muur waar we doorheen moeten om op het perron te komen. Mijn koffer achter me aan trekkend en aan de hand van Adam en mijn blindenstok daar tussen geklemd rennen we lachend op de muur af, op naar mijn laatste jaar.
‘Ja, zus chill nou eens! Ik kom er aan, maar ik moet ook jou hutkoffer meenemen!’ Brult hij terug. Ik grijns. Adam en ik noemen elkaar vaak broer en zus. Hij woont inmiddels al 6 jaar bij ons en het is gewoon vertrouwd met hem. Wij zijn geen Adams zonder Adam. Ja, dat is leuke woordspeling. Met mijn blindenstok stevig in mijn hand geklemd loop ik terug naar woonkamer, waar mijn ouders nog steeds zitten.
‘Is Adam al onderweg naar beneden?’ Vraagt mijn moeder.
‘Ja, ik geloof het wel.’ Op mijn gevoel loop ik richting de bank en plof er op neer. Mis. Met een dreun val ik op de grond en barst in lachen uit. ‘Oeps,’ zeg ik met een grijns, waarna ik met mijn handen naar de bank voel en er dan uiteindelijk toch op plof.
‘En zin in je laatste jaar?’ Vraagt mijn vader.
‘Ja, helemaal! Het wordt helemaal te gek, maar niet helemaal hetzelfde zonder Cedric. Ja, ik zal me gedragen,’ voeg ik daaraan toe en ik kijk onschuldig.
‘Ik ben al klaar!’ Roept Adam en aan zijn zware voetstappen te horen komt hij de kamer binnen gestormd.
‘Nou, dat werd tijd hoor,’ mopper ik op hem, maar het is hem al snel vergeven. Ik spring op, grijp mijn stok en probeer op hem af te rennen zonder ergens over te vallen. Ik stoot me aan de tafel, maak een zo te horen vaas kapot, maar spring daarna in zijn armen. Hij verliest zijn evenwicht en we vallen achter over op de harde vloer. We krijgen gelijk de slappe lach en ik pak mijn toverstok.
‘Ik ga die vaas fiksen!’ Grijns ik. Ik ben officieel meerderjarig en mag en verschijnselen en toveren. Wel zo makkelijk als je blind bent. ‘Reparo!’ Roep ik en ik wijs, hopelijk, in de richting van de vaas. Ik hoor hoe de scherven weer een geheel vormen en hij zacht neerkomt op zijn oorspronkelijke plek. Ik steek triomfantelijk mijn armen in de lucht. De eerste paar keren mislukte het.
‘Oké laten we gaan,’ zegt mijn moeder.
‘Ja, goed idee,’ mompelt mijn vader. ‘Voordat ze nog meer dingen kapot maakt.’
Ik weet dat ze glimlachen en grijns zelf ook.
‘Adam mijn arm,’ zegt mijn vader.
‘Tuurlijk pa,’ zegt hij. Hij noemt ze zelfs pa en ma, de gekke idioot.
‘Ik neem de koffer en uilen!’ Roept mijn moeder.
‘Ik verdwijnsel helemaal zelf,’ grinnik ik. ‘Waarom? Omdat het kan! Zie jullie in Londen!’
Ik denk gefocust aan mijn bestemming en ik voel hoe ik door een dwangbuis gepropt wordt. Als ik met mijn voeten op de tegels land en het lawaai van treinen hoor, weet ik dat ik goed ben aangekomen. Mijn ouders laten weten dat ze er zijn door een hand op mijn schouder te leggen. Mijn moeder duwt me mijn koffer in de hand. Aan de hand van Adam, al weet ik niet hoe betrouwbaar dat is, leid hij me naar het de muur waar we doorheen moeten om op het perron te komen. Mijn koffer achter me aan trekkend en aan de hand van Adam en mijn blindenstok daar tussen geklemd rennen we lachend op de muur af, op naar mijn laatste jaar.
Reageer (1)
Leuk
1 decennium geledenOke ik heb geen inspiratie voor een leuke reactie
Dus houd ik het bij de simpele snel verder
Dus bij deze
SNEL VERDER