Hoofdstuk zes
Ik werd wakker van mijn irritante wekker. Ik draaide me om. Mijn wekker bleef maar piepen. Ik zuchtte geërgerd. Ik stond op en trok de stekker uit het stopcontact. Ik opende mijn raam en gooide mijn wekker uit het raam. Ik haalde opgelucht adem. Ik ging naar beneden. Ik zag nergens mijn vader. Ik liep naar de keuen. En het enigste wat ik zag , was onze keukentafel en stoelen. Er was niet eens een briefje. Ik voelde woede opborrelen in het diepste van mijn ziel. Mijn vader vond het blijkbaar niet nodig om een briefje te schrijven om te zeggen waarom hij niet thuis was! Wie dacht hij wel dat hij is! Ik ging aan de keukentafel zitten. Hoe kan ik het best mijn vader terugpakken? Hhhhhmmmm ik ging er wel iet op bedenken. Ik voelde mij een stuk vrolijker dan voordien. Ik grinnikte. O, mijn vader zal spijt hebben. Daar ben ik zeker van! Ik at mijn ontbijt op en liep naar mijn kamer. Ik ging de badkamer met een setje kleren. Ik kleedde me om en ik kamde mijn blonde haren. Ik verzorgde me en ik liep naar beneden. Ik nam mijn boekentas en liep naar de garage. Ik zette mijn fiets buiten. Vandaag ging met mijn auto. Ik had een auto. Gekregen van vrienden van mijn moeder een jaar geleden. Mijn vader wil niet dat ik met ze zou omgaan. Ik grinnikte zachtjes. Ik startte de auto en reed weg. Ik ging expres met de auto. Mijn fiets liet ik expres buiten staan. Als mijn vader eerder thuis was dan ik zou hij een hartverzwakking krijgen. Juist goed. Ik reed het schoolplein op en parkeerde mijn auto. Ik stapte uit en liep naar mijn eerste les. Ik merkte dat ik de neiging moest onderdrukken om niet te gaan fluiten. O mijn vader krijgt echt veel spijt. Ik sloeg af en liep de klas in. Ik ging op mijn plek zitten. Niet veel later kwam Alice naast mij zitten.
'Vanwaar ben je zo vrolijk?' Vroeg ze oprecht nieuwsgierig aan mij. Ik lachte hartelijk. Ik keek haar aan. Ik wist bijna zeker dat er pretlichtjes in mijn ogen te zien zijn.
'Moet er altijd een reden zijn om vrolijk te zijn?' Vroeg ik quasi verbaasd.
Alice lachte. Ze schudde lachend haar hoofd.
'Maar wat is er echt aan de hand?' Vroeg ze nieuwsgierig.
Hoe moest ik vertellen dat ik gisteren mijn vader heb horen praten over mij, en het was niet positief. Negatief was het juiste woord. Nu heb ik mijn vader terug gepakt. Maar hoe ga ik dat uitleggen? Ik glimlachte geheimzinnig.
'Moet er altijd een reden zijn om vrolijk te zijn?' Ontwijk ik haar vraag. Als ik de waarheid zou vertellen zou ze mij niet geloven.
'Wil iedereen opletten!' Riep de leerkracht. We draaiden ons hoofd om en keken naar de leerkracht.
Na de eerste twee lessen liep ik de klas uit. In de gang kwam ik Jasper tegen.
'Nou jij bent vrolijk!' Zei Jasper.
'Valt het zo op?' Vroeg ik gespeeld zielig. We keken elkaar serieus aan. Na een paar minuten schoten we in de lach. Ik schudde lachend mijn hoofd.
'Wat is er zo grappig?' Vroeg Alice die bij ons kwam staan. Jasper en ik keken elkaar aan.
'Niets!' Zeiden we in koor. We schoten alle drie in de lag.
'Wat is er zo grappig kleine?' Hoorde ik een stem zeggen die ik nooit verwacht had terug te horen. Ik draaide me om en keek recht in de bekende grijsblauwe ogen. De ogen lichten op. Ik lachte. Ik omhelsde hem. Ik voelde hoe hij zijn armen rond mij legde. Na een paar minuten lieten we elkaar los.
'Wat brengt jou hier Luca ?' Vroeg ik hem.
'Nou , het is een lang verhaal. 'hij legde zijn arm rond mijn middel. Hij trok mij wat dichter bij hem.
'Het begon allemaal twee jaar geleden.' Jasper en Alice keken net als ik nieuwsgierig naar Luca.
'Het was 21 februari. De dag begon als geen ander.' Ik sloeg met mijn hand tegen zijn achterhoofd.
'Jij bent geen haar veranderd.' Mompelde hij. Nu schoten we alle vier in de lach.
'Maar waarom ben jij hier? En ik wil een korte samenvatting.' Voegde ik snel achter aan. Ik wou wel geen uitleg van twee uur!
'Mijn vader besloot om te verhuizen.' Legde Luca uit. Hij haalde zijn schouders op.
'Ik ben Jasper.' Stelde Jasper zich voor. Luca en Jasper schudden elkaar de hand.
'En ik ben Alice.' Zei Alice. 'Ik ben Jaspers vriendin.' Voegde ze er aan toe.
'Ik ben Luca.' Stelde Luca zich voor.
'Hoe kennen jullie elkaar?' Vroeg Alice nieuwsgierig.
'Wij kennen elkaar al een tijdje. Van af de basisschool eigenlijk hé?' Hij keek naar mij voor bevestiging. Ik knikte.
'Met wie zijn jullie aan het praten?' Vroeg Jacob aan Jasper en Alice. Hij kwam naar ons toe gelopen.
'Wie ben jij?' Vroeg Jacob aan Luca. Naast mij voelde ik Luca verstijven. Zijn arm die eerst losjes rond mij lag, verstrakte. Zijn spieren spanden op. Hij keek Jacob woedend aan. Ik zag gewoon dat hij aan het koken was van ingehouden woede.
'Wouw man, wat is jou probleem!' Vroeg Jacob aan Luca die nu helemaal in zijn oude gewoonte aan het terug vallen was.
'Wat zou mijn probleem zijn?' Zei Luca op een toon die mij rillingen bezorgde.
'Luca.' Zei ik. Ik liet expres zijn naam zo lang mogelijk in de lucht hangen.
Hij keek me aan. Zijn ogen stonden kil en emotieloos. Maar toen zijn ogen mijn ogen hadden gevonden, werden zijn ogen zachter.
'We gaan.' Zei Luca op de toon waarmee hij geen tegenspraak duldde. Hij trok me weg van Alice, Jasper en Jacob die ins verbaasd na keken.
Reageer (1)
Oeh, alles gelezen hihi. Snel verder I love it.
1 decennium geleden