13 Guard

De sterren schenen op het zeeclankamp neer de maan blinkte hevig. Goudvacht en Donderklauw moesten vandaag de wacht houden in het kamp, omdat zij net nieuwe krijgers zijn geworden. 'Denk jij wat ik denk?' vroeg Goudvacht.
'Wat?' antwoorde zijn donkerkleurig broer. 'ik heb een klein hongertje' mauwde de Feloranje kater.
'Ik hoop dat alles weer snel goedkomt met onze broer.' miauwde Goudvacht.
'Vonkschors zal er ook niet snel van genezen, van haar wonden in haar rug!'
'Je moest echt Sneeuwblok zijn flank eens zien, die heeft ook zijn lesje geleerd.
'Ik ben benieuwd wat we morgennacht gaan horen van de Aardeclan, en hoe de LavaClan zou reageren.
'De oorlog is nog niet over.' waren de broertjes het er mee eens.
'Vulkaanster is niet blij dat ik en Tornadopoot gevlucht zijn.' 'En we hebben veel minder krijgers dan de zijn grote bende.'
'We zijn weer met vijf krijgers, dat is toch beter dan maar drie? ik denk dat de Zeeclan nog nooit zo weinig krijgers heeft gehad.' mauwde Donderklauw terug.
'Je hebt gelijk, en straks komen er nog 2 bij, plus 1 medicijnkat.'
'Zo denk ik er ook over, zeg eens, zou jij graag de mentor worden van Oceaankit of Rivierkit?
'Ja, graag, maar onze zusjes en broer zouden toch ietsje leuker zijn.' 'Dat is waar, Goudvacht.
De twee broers bleven maar praten, tot het weer ochtend was, daarna konden ze wel wat prooi en wat slaap gebruiken.