Het was een maandagochtend toen ik naar beneden liep om te kijken of Carlisle thuis was. Vandaag was de dag dat ik naar mijn eigen huisje ging verhuizen. Ik had natuurlijk maar weinig spullen, aangezien ik helemaal hierheen was komen reizen. Hierdoor had ik ook maar weinig geld om nieuwe dingen te gaan kopen, dus mijn besluit om een baantje te zoeken ging nu waarheid worden. Het was stil in huis. Het was altijd stil in huis, maar nu leek het nog stiller. Iedereen was natuurlijk naar school, op Esmé en Carlisle na. Ik zag dat de deur van de kamer van Carlisle dicht zat. Ik klopte en hoorde hoe hij riep dat ik naar binnen mocht. Waarschijnlijk had hij nachtdienst gedraaid, anders was hij nu wel in het ziekenhuis geweest.
“Hoi Verona.” Glimlachte de man nadat ik de deur open had gedaan en naar binnen was gestapt.
“Hoi.” Groette ik terug.
“Kan ik iets voor je betekenen?”
“Uhm, nouja, ik ben bezig met het zoeken van een baantje en ik kijk overal om me heen. Ik heb ook al iets gezien in een restaurant, maar dat is niks voor mij. Ik weet dat ik maar één enkel jaar biologie heb gestudeerd. Ik weet dat dat heel weinig is, maar ik denk dat werk waarbij ik mensen kan helpen echt mijn ding is… en ik begrijp ook wel dat u daar niet op zit te wachten en het ziekenhuis ook niet, maar al is het alleen maar schoonmaken of opruimen of administratiewerk of zo iets dergelijks, dat maakt me niet uit, want ik ben laag opgeleid. Of eigenlijk niet opgeleid. Dus daarom…”
“Luister Verona.” Onderbrak Carlisle mij. Ik keek even naar de grond en besefte me dat ik had staan ouwehoeren als een kip zonder kop.
“Ten eerste mag je gewoon ‘jij’ tegen me zeggen.”
Ik voelde hoe mijn hoofd nu al roder begon te worden.
“Daarnaast ben ik eigenlijk heel blij dat je met dit aanbod komt, want ik ben nog op zoek naar assistentie.”
Toen hij deze worden sprak voelde ik hoe mijn lippen een klein beetje uit elkaar zakten. Mijn mond viel een klein stukje open, wat ik helaas te laat doorhad. Carlisle lachte even en knipoogde naar me.
“Uhm… dankjewel…” stotterde ik.
“Graag gedaan hoor meis. Als je het niet erg vind moet ik nu weer even door met wat administratief werk, maar vanmiddag kunnen we een intake gesprek houden, waarbij ik jou alle informatie geef. Goed idee?”
“Ja.. ja, super.” Ik was nog steeds een beetje van slag over dat dit zomaar gebeurt was.
“Morgen werk ik weer overdag. Wil je dan gelijk al mee of heb je nog even tijd nodig om je huis in te richten?”
“Nouja, heel veel spullen om mijn huis in te richten heb ik niet, dat gaat vandaag wel lukken. Morgen kan ik al wel mee, als dat mag.”
“Natuurlijk mag dat Verona, anders had ik het niet aangeboden! Dan kun je gelijk je eerste centen verdienen om je huis je wél leuk in te richten.” Knipoogde hij.
“Echt heel erg bedankt.” Stamelde ik weer. Ik liep het kantoortje uit en deed de deur dicht.
Ik liep naar de kamer waar ik de afgelopen nachten had geslapen en pakte die ene koffer en die ene tas die ik had in. Hiermee liep ik naar beneden en verliet ik het huis. Toen ik eenmaal op de oprit stond keek ik even achter om. Het huis met de grote familie. De grote familie die tevens ook enigszins mijn familie was. Of was geworden. Hier zou ik nog veel terug te vinden zijn, stelde ik vast. Tenminste, als zij dat ook zouden willen. Al wist ik zeker dat ze daar vast en zeker ja op zouden zeggen. Uit aardigheid. Ik liep het lange, lange, veel te lange pad af en zo kwam ik op de openbare weg. Ik volgde mijn weg naar de bushalte om vandaaruit richting mijn huisje te gaan. Ik stapte in de bus en keek even om me heen waarna ik plaatsnam op een lege stoel. Even voelde ik teleurstelling, maar die duwde ik algauw weg. Maikel zat niet in de bus, nou en?
Eenmaal bij het huis aangekomen stak ik de sleutel in het slot. Ik zuchtte. Mijn eigen huisje. Mijn eerste echte eigen huisje. Geen vieze kamer of gedeelde douche. Gewoon mijn eigen huisje. Ik draaide de sleutel om en opende de deur. Voorzichtig rolde ik de koffer naar binnen en ik plofte de tas neer. Ik drukte de lamp aan en ik schrok me wezenloos.
“WELKOM THUIS!!” riep een enorme hoeveelheid aan mensen. Mijn ogen puilden uit. Overal hingen of lagen of vlogen ballonnen en aan het plafond hingen slingers. Er stonden zo ontzettend veel mensen in mijn huis dat ik even rood werd en me in moest houden om niet heel hard weg te rennen.

Edwards pov:
Ik hoorde de gedachten van Verona en baarde me zorgen dat ze hier in het midden van al deze mensen in zou storten van schaamte en dat ze zich dan nooit meer zou durven tonen. Boos keek ik Marissa aan. We sisten allemaal dat Verona het niet leuk vond om het middelpunt te zijn, maar Marissa moest weer zorgen dat Verona over die angst heen kwam hoor. Nou het was te zien. Ik zag dat Jasper voelde hoe Verona zich voelde, en ook Chase had door dat Verona liever niet had dat we hier waren. Chase liep naar haar toe en vroeg of alles oké was. Een traan biggelde over haar wang.
“Ja, natuurlijk. Dit is een traan uit vreugde.” Loog ze. “Ik vind het gewoon zo lief dat jullie hier met zijn allen staan voor mij.” Dat was geen leugen. Ze was wel echt mensenschuw. Chase merkte dat ze inderdaad zelfs voor hem een beetje angst voelde nu ze met zo veel mensen om haar heen stond. Hij liep richting de anderen.
“Wie wil er wat drinken?” vroeg hij luid.
‘gered’ was het enige wat Verona dacht.
“Ik moet eerst even naar de wc..” zei ze vlug.
Ik was benieuwd of ze nog terug kwam, aangezien ze daar zelf ook nog over twijfelde.

“Bitch” was the first thing Edward said to me when Verona went to the toilet. “You think you are helping your sister, but you’re not sweetheart. YOU ARE NOT!” But I don’t think Edward is right. ~ Marissa.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen