Foto bij Tiende Windvlaag

Tralalala, cliché's, cliché's everywhere!

Ik rukte mezelf los. "Hartelijk bedankt, maar ik hoef geen verjaardagscadeautje. Die heb ik vandaag al meer dan genoeg gekregen. Wordt het niet eens tijd om naar huis te gaan?" Dat laatste zei ik met een licht hysterische ondertoon in mijn stem, waarvan ik hoopte dat hij het niet merkte. Hij mocht niet weten hoezeer ik paniekte. Hoeveel macht hij over me had- alweer.
Zou ik gaan gillen? Om hulp roepen? Maar wat als ik het bij het verkeerde eind had? Was ik paranoïde geworden van Michaël's boek van vanmorgen?
De haast van de kelner schoot weer door mijn hoofd. Een boodschap. Hij moest iemand een boodschap brengen. Maar waarover?
"Ik sta erop." Hij toverde een pakje tevoorschijn, een heel klein en subtiel pakje met een simpel laagje stof eromheen, bij elkaar gebonden met een lintje. Ik staarde ernaar alsof het een giftige slang bevatte.
"Dat kan ik echt niet-"
"Natuurlijk kun je het wel aannemen. Doe nou maar."
"Ik-" Ik ging nu echt gillen. Echt, echt waar.
"Neem het, en ik zal vertrekken."
"Is dat een belofte?"
Hij zei het zonder enige twijfel. "Dat is een belofte."
"Je gaat weg, en je komt niet meer terug."
"Ik ga weg...."
"...En kom niet meer terug."
"En ik-" Plots werden zijn woorden abrupt afgebroken door een stem die door de zaal galmde.
"Attentie attentie, mag ik even uw aandacht?" Het was één van de herauten, die door een megafoon de gasten toesprak. "Hier volgt een belangrijk bericht: er bevind zich een ongewenste gast in de zaal. Als u iemand ziet met donker, gevlochten haar, donkere ogen en vermoedelijk gestolen kleren, gelieve dat onmiddellijk aan te geven en de persoon in kwestie te verhinderen te ontsnappen. Dank u."
Beiden stonden we als verstijfd. Hij keek naar mij. Ik keek naar hem. Dit keer keek ik écht. Keek ik naar de details die ik eerst niet gezien had. Die ik niet had willen zien.
Zijn ogen, als enige duidelijk zichtbaar door de gaten in zijn masker. Donkerbruin, met een ondanks de alcohol heldere, waakzame blik erin verscholen. Enkele plukken haar die onder de grote hoed-met-pluim vandaan kwamen; donker, met kleine, subtiele vlechtjes en een glimp van iets kleurrijks. De onverzorgdheid van zijn nagels.
Zijn mond vormde een geluidloze oeps. Toen, in een flits, duwde hij het pakje in mijn handen en ging ervandoor. Hij zig-zagde tussen de mensen door, die allemaal elkaar aanstootten en opgewonden naar hem wezen. Iemand probeerde hem pootje te haken, maar hij sprong behendig over het uitgestoken been heen en rende verder. Voor ik het wist, was hij uit het zicht verdwenen. De mensen verdrongen zich om hem te achtervolgen, en zaten daarbij vooral elkaar in de weg. Hij zou ontkomen. Alweer.
Ik staarde in de richting waarin hij was verdwenen en wenste dat ik iets van opluchting zou voelen. In plaats daarvan voelde ik alleen maar teleurstelling en een hol, leeg gevoel, alsof hij een deel van mij had meegenomen.
"Madeleine? Is alles goed met je?"
Ik hoorde mijn vaders' stem vanaf de andere kant van de zaal, ongerust, hij kwam op me af rennen. Ik rende ook, maar niet naar hem toe; ik rende de andere kant op, naar buiten, naar boven. Mijn hakken klakten luid op de verder lege trap.
Ik wist niet waarom ik rende. Waarom ik op de vlucht was. Maar iets in mij... iets waar ik geen naam aan durfde te geven.... wilde niet dat mijn vader het geschenk zou zien. Iets in mij was zo walgelijk nieuwsgierig dat het het nooit van zijn leven zou willen afstaan.
Het was dat iets dat ervoor zorgde dat mijn trillende vingers in mijn kamer het lintje losmaakten. Het was dat iets dat maakte dat ik langzaam, heel langzaam, de ketting naar mijn gezicht bracht en gefascineerd staarde naar het glinsterende goud, de doodskop die de hanger sierde, met ogen als gloeiende robijnen. Een huivering schoot door me heen toen ik het sieraad om mijn nek hing. Koud goud dat in aanraking kwam met blote huid. Op dat moment voelde het alsof er iets in mij wakker werd; iets wat er altijd al was geweest, maar zich nog nooit aan de oppervlakte had vertoond. Iets dat zich niet zomaar weer in slaap zou laten sussen.
Mijn vader klopte op de deur.
"Madeleine?"
Snel moffelde ik het doodshoofd weg, onder mijn jurk en riep schor: 'ja'.
De angstige uitdrukking waarmee ik hem aankeek was niet helemaal geveinsd. Ik voelde nog steeds angst, wetend dat het hier niet bij zou blijven. Maar voor even, heel even, voelde ik ook iets anders.
Nieuwsgierigheid.

Reageer (3)

  • dineniel

    snel verder!

    1 decennium geleden
  • Merlesophie

    Whoooiooooooooop

    1 decennium geleden
  • MarijeR

    AAAAAAAH goshie Jack is nergens gewild, kom maar naar mij toe c:

    Super geweldig en ik had nooit verwacht dat er zo snel een hoofdstuk zou komen en nu wil ik meer c:

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen