Vierde Windvlaag
Dit hoofdstuk is.... raar, hahahaha. Sorry. Dat boek dat ze leest slaat echt helemaal nergens op. Te lui om het te verbeteren. Lalala.
De regen kletterde nog steeds tegen de ramen terwijl ik me onrustig omdraaide. Ondanks de warme donsdeken, leek ik het maar niet echt warm te kunnen krijgen; koude rillingen liepen over mijn rug elke keer als ik probeerde er niet aan te denken.
Proberen er niet aan te denken was al moeilijk genoeg zonder dat stomme boekje op mijn nachtkastje dat me leek uit te lachen.
Stop het! Ik begroef mijn gezicht in mijn kussen.
Ik sterf liever na een leven geleefd te hebben in vrijheid, dan één in een gouden kooi.
Wat was dat nou weer voor onzin? Ik zat toch niet opgesloten?
Ik rolde weer om en deed een greep naar het boek. Zachtjes, om toch vooral geen lawaai te maken dat misschien iemand van de familie zou alarmeren, sloeg ik het open op de bladzijde waar ik gebleven was.
"Mimi, mijn liefste. Dat kun je toch niet menen? Zeg alsjeblieft dat je het niet meent. Je wilt dit niet, niet echt. Blijf hier, waar je thuishoort. Vertel me dat het niet waar is, dat je je niet hebt laten inpakken. Dat dit allemaal één grote nachtmerrie is waar ik elk moment uit wakker kan worden..."
"Nooit." Haar stem klonk kil, zo anders dan haar vader van haar gewend was, dan hij haar had opgevoed. Hij kon niet geloven dat zijn dochter zo veranderd was. En niet op een positieve manier. Was er maar een manier om die hersenspoeling van haar ongedaan te maken, haar tot het gehoorzame meisje te maken dat ze werkelijk was. Maar al zijn argumenten waren op en hij kon niets anders dan vruchteloos naar haar staren.
"Het is verkeerd," zei hij weer.
Een spottende grijns verscheen op haar gezicht. "Voor jou ja."
"Je-"
"Ik ga. Vaarwel, vader." En Mimi vertrok, op naar haar nieuwe leven, haar oude leven destructief in de afvalbak gooiend.
Zuchtend legde ik het boek weg en krulde me weer op in mijn deken. Ik vroeg me af wat er van Mimi geworden was, en van haar arme vader, en of mijn moeder wel in de gaten had dat het sarcasme van dit verhaal afdroop, wat betrof de mening van de schrijver ten opzichte van de hoofdpersoon....
Hoe kwam ik daarop? Ik wist het niet, maar ik had het gevoel alsof er dingen tussen de regels door schemerden, dingen die mijn moeder misschien niet had opgepikt. De afkeur was te overdreven, te geforceerd. Ik had vaak genoeg sarcasme gebezigd om te weten hoe dat aanvoelde. En hier, hier was een meester aan het woord.
Of misschien zag ik wel gewoon spoken.
Ik slaakte en diepe zucht, blies de nog altijd griezelig flakkerende kaars uit, waardoor ik weer in een weldadig zwart gehuld werd, en sloot mijn ogen. Het was allemaal onzin. Het was maar een verhaal, had niets te doen met mijn situatie, want ik was niet van plan me in de netten van een piraat te laten strikken. Binnen een paar dagen was ik dit allemaal weer vergeten en werd alles weer zoals het vroeger was.
Ja toch?
Toen ik, na alweer een onrustige slaap vol verwarrende dromen, mijn ogen opendeed, bemerkt ik dat er iets mis was.
Ik onderwierp de kamer aan een snelle inspectie. Alles leek normaal. Grauwig ochtendlicht wierp vreemde banen van onder de gordijnen door, en belichtte de netjes opgeruimde kamer waar ik mijn nachten en grote delen van mijn dagen doorbracht. Ik liet mijn ogen door het vertrek glijden en zei tegen mezelf dat er niets was. Waarschijnlijk gewoon de nasleep van mijn dromen, die ik me niet precies meer kon herinneren. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer het me leek te ontglippen - en dus stopte ik met erover na te denken en zette het van me af.
Het onbehaaglijke gevoel bleef echter hangen.
Een windvlaag deed me rillen toen ik uit bed stapte in mijn nachtjapon. Huiverend liep ik naar mijn kledingkast, maar veranderde van richting toen ik besefte waar de plotselinge kou vandaan kwam. Mijn raam stond open.
Wacht. Mijn raam stond open?
Ik verstijfde midden in mijn beweging het raam te doen en staarde naar buiten. De prachtige paleistuin lag erbij zoals altijd, maar er klopte iets niet.
Ik wist vrij zeker dat ik mijn raam de vorige avond had dichtgedaan.
Misschien had iemand anders hem weer open gezet? Maar wie zou dat nou doen? Mijn ouders wisten dat ik geen kamermeisjes op mijn kamer duldde. Ik kon niet tegen het gevoel in de gaten gehouden te worden, op wat voor manier dan ook.
En dat gevoel had ik nu heel sterk.
Het was vast een nieuweling. Eentje die nog niet bekend was met de gebruiken hier in het kasteel.
Ja, dat was het. Met een opgeluchte zucht klapte ik het raam dicht, ietsje harder dan ik van plan was. In de luide bonk die klonk, zat al mijn stress en spanning die zich vanaf de vorige dag had opgebouwd, en nu een hoogtepunt bereikte met het openstaande raam. Maar ik zou me er niet door laten kennen, besloot ik vastberaden. Vandaag werd alles weer normaal, hoe saai dat ook mocht wezen. Ik had toch liever normaal dan twijfelachtige kerkerbezoekjes, vreemde verhalen en openstaande ramen.
Op het moment dat ik onhandig water in mijn gezicht aan het plenzen was, hoorde ik voetstappen en luide stemmen mijn kant op komen. Snel trok ik mijn ochtendjas over mijn nachtjapon aan, gewoon voor het geval dat.
"Ik zweer het je, hij ging hierheen."
"De kamer van de prinses?"
"Schiet op, schiet op, straks doet hij haar iets aan!"
Ik herkende de stemmen van mijn vaders' soldaten. Wat moesten die hier?
"Dan hadden we allang gegil gehoord. Hij is hier niet."
"We moeten het checken..." BAM. Ik slaakte een geschrokken gil toen mijn deur openvloog en twee soldaten van de koning binnenvielen. En daarna nog twee... En nog meer...
"Wat- wat...?!"
De voorste soldaat slaakte een opgeluchte zucht. "Oké, ze is ongedeerd. Godzijdank..."
"Ik zei het je toch?" riep de man naast hem triomfantelijk. De eerste wierp hem een woedende blik toe.
"Dat ze in orde is, betekent nog niet dat hij hier niet geweest kan zijn," snauwde hij hem toe.
Ik hoorde de conversatie met stijgende verontrusting aan. "Waar hebben jullie het over? Wie is hier geweest?"
"Niemand," zei de soldaat haastig. "We willen u niet verontrusten. We moeten alleen heel eventjes kijken- heeft u misschien iemand door uw kamer zien rennen? Een man, die-"
"Zo is het wel weer genoeg," onderbrak de ander hem ruw. "Niemand en we willen u niet verontrusten... Dat is net zo'n soort constructie als 'nee hoor de antieke vaas is niet kapot en ik heb het ook niet gedaan.' Alsjeblieft zeg." Hij wendde zich tot mij.
"Prinses, ik zal maar eerlijk zijn. Er is een gevangene ontsnapt uit de kerkers van uw vader. Hij is de trap opgegaan en volgens hen daar-" Hij maakte een vaag gebaar richting de andere soldaten, die nu bezig waren mijn kamer overhoop te halen- "rende hij deze kant op. Complete onzin als je het mij vraagt. Ik weet zeker dat-"
"Genoeg!" De soldaat die als eerste had gesproken stapte naar voren keek me doordringend aan. "Er is geen reden tot paniek, maar ik denk toch dat ik gelijk heb. Daarom wilde ik u vragen: heeft u zojuist iets verdachts gezien?"
"Nou, ik..." Ik aarzelde. Had ik iets verdachts gezien? "Ik heb niemand voorbij zien komen, maar zonet stond mijn raam open, dus misschien dat hij daardoor...?"
Ik was nog niet uitgesproken of de soldaten renden massaal naar het raam. Slechts één van hen, de bebaarde man die er zo van overtuigd was geweest dat de gevangene hier níet naartoe was gevlucht, bleef even staan en liet zijn blik onderzoekend door de kamer glijden. Toen volgde hij nonchalant de rest, die nu allemaal uit het raam aan het staren waren.
"Ik zie hem niet," zei een bijzonder dom exemplaar.
Ik rolde met mijn ogen. Alsof hij niet allang verder was gerend, of zich had verstopt in het struikgewas!
"Misschien is hij nog bi-" begon een ander, maar zijn stem werd overschreeuwd door de bebaarde soldaat die riep:
"Daar loopt 'ie!"
Ik zag niets, maar dat zou wel weer aan mij liggen.
Sommige soldaten probeerden verwoed uit het raam te klimmen, terwijl anderen als een gek de kamer weer uitrenden, om via de lange route naar buiten te gaan. Het was zo'n gedrang dat ik bijna geen adem meer kreeg.
Ik probeerde voldoende lucht bijeen te schrapen om 'hé!' te schreeuwen en nadere uitleg te eisen; ik wilde weten wie er was ontsnapt, al kon ik dat eigenlijk wel raden. Zelfs al waren er meerdere gevangenen waar ik nog niets van af wist, er was er maar één die in staat zou zijn de krochten van de kerkers te ontglippen en de soldaten dusdanig in verwarring te brengen, dat zelfs een olifant nog voorbij had kunnen lopen zonder dat iemand hem had opgemerkt.
Helaas werd ik zo ongeveer fijn gedrukt en was alles wat er uit mijn keel kwam een hees en pieperig: 'Hé...'
"Maakt u zich maar geen zorgen, prinses!" luidde het quasi-opgewekte antwoord van de wachters. "We pakken hem wel! Aan de machtige arm der wet valt niet te ontkomen!"
Juist ja.
Toen het eindelijk weer rustig was in mijn kamer, zakte ik trillend ineen op de dichtstbijzijnde sofa. Met een glazige, ongelovige blik staarde ik voor me uit.
Hij was hier. In het kasteel.
Nee, wacht. Niet meer in het kasteel. Dat moest ik niet denken. Ze hadden hem zien lopen, buiten in de tuin, ja toch? Hij ging natuurlijk het liefst meteen zover mogelijk weg. Dat zou ik ook doen als ik hem was.
Ik moest niet zenuwachtig zijn. Hij was allang niet meer in mijn buurt. Ik moest me maar snel gaan aankleden en naar het ontbijt gaan, en alles uit mijn hoofd zetten. Voor de zoveelste keer. Waarom kon hij nou niet blijvend uit mijn gedachten blijven?
"Stomme rotpiraat," mompelde ik binnensmonds.
"Wie, ik?" klonk het van ergens boven mij.
Reageer (2)
"Zo is het wel weer genoeg," onderbrak de ander hem ruw. "Niemand en we willen u niet verontrusten... Dat is net zo'n soort constructie als 'nee hoor de antieke vaas is niet kapot en ik heb het ook niet gedaan.' Alsjeblieft zeg." Dit is zo briljant. En dan dat laatste. Captain Jack Sparrow... how I love that man. And how I love your portrayal of him. (Zie je dat? Ik ga over op Engels - het moet wel heel goed zijn dan. Oh en sorry voor de vele spam van berichtjes, zie, ik dacht echt dat ik dit verhaal al had gelezen en nu kom ik er achter dat het alleen voor het eerste hoofdstuk gold. En dit is een briljant verhaal. Oh oeps, nog even een haakje sluiten.)
1 decennium geledenIk moest lachen om het laatste
1 decennium geleden