Foto bij 1. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet.

Woorden.. er vlogen er duizenden door mijn hoofd. Krampachtig zocht ik de juiste. ‘Liefje wil je soms een glaasje water?’ Een glaasje water? Mijn leven is net omgegooid en ze denkt dat ik nog een glaasje water door mijn keel krijg?! Al de opgekropte woede kwam naar boven en ik viel uit tegen de vrouw tegen over mij. De magere vrouw was duidelijk overstuur maar bleef me strak aankijken terwijl ik al mijn ingehouden woede eruit gooide. Er viel een doodse stilte. Ik liet me op de grond zakken en verschuilde mijn hoofd tussen mijn benen. Hoe heeft dit zo ver kunnen komen? Waarom heb ik me al die tijd stilgehouden? Ik was te laf.. het is allemaal mijn schuld. Ik hoorde hakkengetik richting de deur en de deur knalde dicht. Tranen verschenen in mijn ooghoeken. Huilen? Ik mag niet huilen. Schuldgevoel. Laf. Allemaal woorden in mijn hoofd van negatieve kant. Ik stond op en keek boos naar mijzelf in de spiegel. Een vertrouwt gezicht, woede.

De deurbel ging. Een trillend geluid vulde de kamer. Ik keek mijn moeder aan en knikte. Ik begreep wat ze bedoelde. Met een neutraal gezicht liep ik naar de deur. Er stond een middelbare man aan de deur met een flinke bierbuik en een kaal hoofd. ‘Goedemiddag, ik ben Jan van Veen, mijn gezin en ik zijn vanochtend ingetrokken in het huis hiernaast en ik dacht ik stel me even voor.’ Een ietwat te grote lach verscheen op zijn gezicht. Ik keek hem verlegen aan en riep mijn moeder. Ik snelde naar mijn kamer. Het verbaasde me niets dat we weer eens nieuwe buren hadden, in totaal was dit al de vierde. Ik lag languit op mijn bed met top-40 muziek in mijn oren en een Meiden tijdschrift op mijn kussen. Heerlijk zo een zaterdag even niks aan je hoofd en ontspannen. Na een halfuurtje hoorde ik geklop op mijn deur. Aan het bekende melodietje herkende ik mijn vader. ‘Binnen,’ riep ik met een schorre stem, niet wetend dat het zo erg was. Mijn hart ging wat sneller kloppen en ik draaide snel mijn hoofd. Angst. Ik begon te huilen. Raakte mijn evenwicht kwijt en viel op de grond.
Ik gluurde langzaam door de spleetjes van mijn ogen met als gevolg knallende hoofdpijn. Ik probeerde te herinneren wat er was gebeurd met als resultaat dat ik er nog minder van begreep. Ik probeerde recht op te gaan zitten maar een scheut hoofdpijn kwam opdagen en met een plof viel ik weer neer. De grond was koud en hard. Een fel licht van een TL-Lamp scheen in mijn gezicht. Ik merkte dat ik zweette. Maar was het angstzweet of had ik het gewoon warm? Ik realiseerde dat mijn mond wijd openstond. Ik schrok. Waarom? Mijn oogpupillen werden klein. Ik keek om me heen. Niemand. Waar ben ik? Een rilling door mijn lijf. Op de achtergrond hoorde ik een angstaanjagend borend geluid wat steeds dichterbij kwam. Mijn ogen begonnen steeds sneller te knipperen. Ik hoorde mijn hartslag steeds onregelmatiger gaan. Ik wist niet waar ik was maar ik wist wel dat ik snel weg moest. Ik probeerde te ontsnappen aan deze nachtmerrie en schopte wild om me heen. Ik wist niet meer wat boven en onder was. Ik schreeuwde. Een masker op mijn gezicht deed me kalmeren en ik zakte weg in de zwarte diepte.

Ik liep door mijn vader ondersteunend de tandartskliniek uit. Ik voelde me misselijk. In mijn ooghoeken ontdekte ik zijn onderzoekende blik. ‘Was dat nou zo erg schatje? Nog een paar afspraken en je kiezen zijn er allemaal uit.’ Ik kreunde en maakte me los van mijn vaders greep. ‘Ik voel me zo misselijk pap, wil je me dragen?’

Met een zucht stond Pascal op toen de melodie van zijn wekker klonk. 6:30. Hij gaapte, rekte zich uit en stapte onder de douche. Na twee korte minuten droogde hij zich vluchtig af, stapte in zijn zwarte pantalon, trok een wit overhemd over zijn hoofd en deed zijn favoriete stropdas om. Hij nam de trap naar beneden en maakte vier boterhammen met kaas en tomaat. Snel werkte hij er één naar binnen. Al etend keek hij op zijn horloge. 7:00. Hij moest nu echt opschieten. Hij haastte zich in een jas en verliet zonder te groeten het huis. Pascal stapte in zijn zwarte BMW en reed naar zijn werk. Hij werkte al veertien jaar voor de ABN Amro voor de financiën. Het verdiende heel wat en daarom was hij blij met zijn baan. Het enige wat hem dwars zat was dat hij zijn gezin nauwelijks meer zag. Zijn vrouw, Virginia, werkte als vrijwilligster bij Artsen Zonder Grenzen en moest daarom veel reizen. Adinda, zijn vijftienjarige dochter, was daarom soms dagen alleen en dat verwijten hij zichzelf mateloos. Maar goed, hoe moest hij anders aan het geld komen? Hij was in middels al in de vijftig jaar en kon moeilijk aan een andere baan. Hij doofde zijn sigaret en parkeerde zijn auto toen het bekende gebouw verscheen.

Om 6:45 werd ik al wakker door het lawaai van mijn vader. Ik stapte nog een beetje suffig uit bed en met een betrokken gezicht liep ik de trap af. Moe. Ik keek snel in de koelkast en pakte nonchalant een pak melk. Ik zette mijn lippen er tegen en dacht aan mijn moeder. Ze was nu voor vijf maanden in Australië voor Artsen Zonder Grenzen en ik miste haar. Ik begreep nooit wat ze in haar vrijwilligers werk zag, alsmaar reizen en voor wat? Ze verdiende er niets aan.. Ik begreep nooit goed wat voor werk mijn ouders deden. Mijn ogen stelden zich bij voor het licht. Ik herinnerde dat ik nog wat moest doorlezen voor dat ik naar school ging: perfecte timing. Ik liep naar de trap toe maar onderweg keek ik snel in de spiegel. Ik keek naar mijn ronde figuur. Zie ik er mooi uit vandaag? Hmm… Ik zwaaide mijn zwarte haar naar voren en begon de klitten uit de kammen. Ik leek altijd al op mijn mooie moeder. Ik vergat de tijd. Waar was ik mee bezig? Ik rende de trap op. Ik pakte mijn biologie boek en bladerde naar de juiste pagina. Met het boek open liep ik weer naar beneden en zat aan de eettafel. Ik begon de tekst te scannen toen er ineens een sms’je binnen kwam. Nonchalant pakte ik mijn mobiel en las Zoë van het scherm af. Met een druk op de knop opende het sms’je. ‘Hi Adin! Jordan maakt het uit met je. –xxx- sterkte Zoë.’ Ik bleef staren naar het scherm. Waarom vertelt hij het zelf niet? Ik smeet het pak melk op de grond. Niemand die er voor me kon zijn. Ik klapte mijn biologieboek dicht. Ik voelde me alleen. Minutenlang staarde ik naar het pak melk op de grond. Ik keek op de klok. Kwart voor acht. Ik had nu al helemaal geen zin in school. Mijn ogen gleden naar het pakje sigaretten van mijn vader. Zou ik het nemen? Stemmen in mijn hoofd. Een moeilijke keuze. Doen! Ik wist het zeker. Ik maakte voorzichtig het pakje open. Plotseling glipte er iets wits uit. Ik keek goed, een briefje! Het zou vast wel een verdwaald bonnetje zijn geweest. Nieuwsgierig opende ik het briefje. ‘Ik mis je! Kunnen we elkaar weer zien? –A#640’. Verbaast staarde ik naar het briefje in mijn handen. Ik draaide het om. ‘7-9-13’. Was dit soms een grap? Nog steeds stom verbaast borg ik het briefje op in mijn broekzak. Ik besloot het gewoon te vragen. Hoe moeilijk kon dat nou zijn? Het was vast niks. Maar wie weet? Niemand kon je vertrouwen. Het blijft een harde wereld. Ik dacht na. Mijn vader een agent? Mijn vader en een agente? Het idee maakte mij misselijk en ik nam een glaasje
water. Ik moest denken aan mijn moeder, hoe erg ik haar miste. Ik begon zachtjes te snikken. De sigaret werd vergeten en ik besloot een frisse neus te halen in de tuin.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen