Foto bij De dingen...

In 2013 heb ik mijn ticket to freedom gehaald: mijn Havo diploma. Hier ben ik erg blij mee. Er zijn echter wel dingen van mijn middelbareschool (Scholen Gemeenschap Lelystad) die ik ga missen. Ik heb de leukste tijd gehad in de vierde en de vijfde klas, maar ook in de brugklas en het tweede en derde jaar heb ik bijzondere dingen meegemaakt op mijn school.

Laten we beginnen met mijn vrienden.
Ik heb de meest melige tijden met die gekke meiden meegemaakt. In tussenuren, in lesuren, in pauzes en op excursie (in binnen- en buitenland). Onze leraren, waar ik later zeker nog op terugkom, waren vaak het slachtoffer van onze fantasie en humor. Maar we houden van ze hoor. ;)

Het gebouw zelf was de stille getuige van het wel en wee van de levens van al wat er rondliep: het eigenaardige pubervolkje en de nog eigenaardigere docenten. Elke ochtend stroomden de brede gangen op de begane grond vol met mensen. Mijn school deed niet aan verdiepingen. De vloeren in de gangen van het gebouw waren geel en op de balken in het plafond hingen tekeningen en schilderijen die de leerlingen zelf gemaakt hadden. Het zou best kunnen dat ik na de basisschool voor deze school koos vanwege de creatieve, relaxte sfeer die het gebouw uitstraalde. Bovendien gaf mijn oudere zus mij als advies: 'Ga maar gewoon naar de SGL.' Mijn zus en mijn moeder hadden ook op de SGL gezeten.
Het gebouw werd omringd door bomen en ook in het centrum van de school was een open plek met een tuin. In het voorjaar waaide de witte bloemblaadjes van de kersenbomen je tegemoet zodra je de tuin in liep. Op warme dagen was de helft van de school in de tuin aan het zonnen of aan het frisbeeën. Als je door de gangen liep, kwam je af en toe langs een patio. In de patio's werden kunstwerken van leerlingen tentoongesteld. Mijn school had een open karakter. Veel natuur, creativiteit, grote ramen en docenten mocht je met hun voornaam aanspreken. Wat me wel een beetje dwars blijft zitten is het feit dat er in een bepaald VMBO-lokaal tralies voor de ramen zitten. :0!

Goed, de docenten. Waar moet ik beginnen? Zoals ik al zei, mocht je de docenten bij hun voornaam aanspreken, dat zegt wel wat over de sfeer in onze school.
Taeke Stol was mijn aardrijkskundeleraar in de vierde. Hij was een eigenaardig, klein, mager mannetje met grijze krullen en ondoorgrondelijke blauwe oogjes. Er hing altijd een aroma van koffie en sigarettenrook om hem heen. Ergens in dat jaar dat hij mijn leraar was, zei een van mijn vrienden voor de grap dat hij het type was om in een cocon te overnachten. Dit beeld sprak zeer tot de verbeelding. We hebben hier later nog van alles bij verzonnen, dat hij in een kelder onder de school slaapt, dat hij onsterfelijk is...

Taeke is niet de enige leraar die tot de verbeelding sprak. Mijn school trok bijzondere figuren aan vanaf de dag dat ze gebouwd was. De SGL werd opgericht in 1972, een zeer experimentele tijd.
Een andere bijzondere leraar was Otto Kelderman, mijn kunstleraar. Heel wat leerlingen waren bij voorbaat wat geïntimideerd als zij deze man voor het eerst zagen, maar zelfs de stoere bovenbouwers die al langer les van hem kregen, voelden zich af en toe ongemakkelijk in zijn nabijheid. Het was een grote, rustige man met confronterende, donkere ogen. Mijn maandagen in de vierde klas begonnen met een monoloog van de Kelderman. Met een diepe, langzame stem praatte Otto over kunst in de periode van de vroege en late middeleeuwen, de renaissance en het classicisme. Mijn klasgenoten en ik keken hem wazig aan met onze ochtendhoofden. We keken hoe hij tijdens de uitleg met zijn armen over de tafel veegde, van links naar rechts en weer terug. We hielden onze lach in toen hij met zijn hand door zijn wenkbrauw ging, waarna deze helemaal in de war zat. We probeerden zekerheid uit te stralen tijdens de persoonlijke gesprekken over de vorderingen van onze kunstwerken. Dat was niet altijd even makkelijk, aangezien Otto de neiging had om ons erg lang en behoorlijk confronterend aan te kijken nadat hij een zeer diepe vraag gesteld had.
Otto was net als Taeke een ondoorgrondelijke man. Hij was zo iemand waarbij je je moeilijk kunt voorstellen dat hij een normaal, burgerlijk leven leidt. Meestal was hij sereen, hij liep ook met een langzame, licht verende tred. Maar hij kon ook onverwacht uit de hoek komen, dat hij ging blaffen of grommen bijvoorbeeld. Ook begon hij een keer te dansen toen we muziek hadden opgezet tijdens het werken. Hij zag ook vaak de humor in van bepaalde dingen, waarna je het zelf ook inzag. Aan het einde van het schooljaar bleek dat hij een fout had gemaakt met de examens van de vijfdejaars. Het bestuur besloot dat hij het komende jaar geen les meer mocht geven aan examenleerlingen.

Mijn mentor in het vierde jaar (en mijn leraar Nederlands in het vierde en het vijfde jaar), was de heer Gerard Kriek. De Kriek was een klein mannetje. Collega's maakten vaak grapjes over zijn lengte, dan deden ze bijvoorbeeld alsof ze Gerard zochten en dan keken ze onder de tafel. Dit soort grapjes waren nooit slecht bedoeld. Gerard had gevoel voor humor en was doorgaans een gezellige vent. Soms werd het gedrag van enkele brutale leerlingen hem echter te veel, daar kon hij niet zo goed mee omgaan. Tijdens de Nederlands lessen moest het zo lang mogelijk stil zijn. 'Ik kom hier voor mijn rust,' zei hij dan met zijn lichtelijk elitaire, Rotterdamse accent.
Gerard had een grote passie voor verschillende dingen, onder andere theater, literatuur, geld en opera. Als dit laatste ter sprake kwam, begon hij vaak spontaan te zingen. Je wist dat hij op zijn gemak was als hij begon te zingen, zo heeft iedereen dingen die hij alleen doet op momenten dat hij zich goed voelt.
Een van de favoriete schrijvers van Gerard was F. Bordewijk. De bekendste literaire werken van deze schrijver, zoals 'Bint' en 'Karakter', werden vaak als voorbeeld gebruikt in Kriek's literatuurlessen. Op een dag verscheen Gerard zelfs op school gekleed als Dreverhaven, een personage uit het boek 'Karakter'. Hij droeg een lange jas en een Italiaanse hoed, waarvan ik de naam ben vergeten. Aan het eind van de dag stapte hij weer in zijn zilvergrijze Peugeot (met open dak) en reed terug naar zijn huis in Zutphen. Wat me fascineerde aan Gerard was dat hij, ondanks zijn gezellige en open karakter, alleen was. Alleen, in de zin van zonder relatie. Misschien is dat de reden dat hij van de werken van Bordewijk houdt. Jacob Katadreuffe, de hoofdpersoon van 'Karakter' blijft ook alleen in het boek. Hij haalt voldoening uit zijn werk en hoger opkomen lijkt zelfs zijn levensdoel te zijn. Gerard hield ook van zijn werk, vakanties vond hij maar niets. Eigenlijk was hij helemaal niet alleen, hij had veel vriendelijke collega's en ondanks dat ze niet allemaal even gesteld op hem waren, had hij ook een heleboel kinderen.

In het examenjaar was Ton van Drielen mijn mentor. Hij was leraar economie en aangezien ik dat vak niet in mijn pakket had zitten, zag ik hem maar een paar uurtjes in de week, tijdens de mentoruren. Ik heb hem nooit goed leren kennen en hij mij nog veel minder. Wat me wel van hem is bijgebleven: hij leek wat op Maarten van Rossum (wat uiterlijk betreft), hij had af en toe een 'oude mannen dag' die hij meestal doorbracht in zijn volkstuin. Hij had behoorlijk droge humor die hij zelf ook wel 'oude mannen humor' noemde.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen