Hoofdstuk 1
'Lucy! Opstaan!' Ik hoorde dat het mijn vader was die riep. Ik deed mijn ogen open en kwam met veel moeite mijn bed uit. Ik liep naar beneden.
'Waar zijn mijn auto sleutels nu!' Hoorde ik mijn vader roepen. Mijn vader is niet echt ordelijk. Ik hoorde mijn vader vloeken. Ik deed de deur van de living open en zag mijn vader die aan het koken was van woede.
'Is er iets pap?' Vroeg ik.
'Ik vind mijn auto sleutels niet! Waar kunnen ze toch zijn!' Hij gooide dramatisch zijn armen in de lucht.
'Ze liggen vanonder in de kast papa.' Zei ik. Mijn vader keek mij aan alsof ik van Mars kwam. Hij liep naar de kast en keek in de onderste la.
'Je hebt gelijk!' Riep hij ongelovig uit. Ik grinnikte en liep naar de keuken om mijn ontbijt te maken. Ik hoorde de voordeur toe gaan en ik wist dat mijn vader naar zijn werk was vertrokken. Ik at snel mijn ontbijt op en ging naar mijn kamer. Ik deed mijn kleren aan en borstelde mijn goudblond haar. Ik maakte nog snel mijn boekentas en liep naar beneden. Ik ging nog snel de keuken in en griste nog twee stukken fruit mee voor in de pauzes. Mijn lunch had ik al klaar gelegd. Ik nam mijn fiets en fietste naar school.
Na vijf minuten kwam ik aan op school. Mijn vader en ik wonen in Forks sinds vijf jaar. Mijn moeder is vijf jaar geleden verongelukt. Een dronken chauffeur heeft mijn moeder om ver gereden toen ze op weg was naar haar werk. Mijn moeder ging altijd met de fiets naar haar werk. Ik heb het zelfde haar als mijn betovergrootmoeder zei ze altijd. Ik heb haar nooit ontmoet. Ze stierf toen mijn moeder vijftien was. Mijn blauwe ogen heb ik van mijn vaders kant. Mijn vader heeft zelf bruine ogen maar zijn vader had blauwe ogen. Ik plaatste mijn fiets in het fietsenrek. Dat ze dat hier hadden was al een wonder. Ik was de enige die met de fiets naar school komt. Als ik fiets, dan voel ik mij nog een beetje verbonden met mijn moeder. Ik ben zeventien. Mijn moeder is overleden toen ik twaalf was. Ik heb bijna geen herinneringen meer aan haar. Ik wil deze herinnering dan ook houden en ik koester hem al vijf jaar. Ik liep naar binnen en ging naar de juiste klas. Ik ging de klas binnen en ging op mijn plek zitten. Deze les had ik met een Cullen. Het was volgens mij Alice. Ze was een hipper actief geval. Ze kon geen minuut stil zitten. Ik legde mijn boeken klaar voor de les. Ook nam ik een paar cursus bladeren klaar. Mijn moeder was altijd super trots als ik een keer tien op tien haalde dus ik deed heel erg mijn best op school. Ik wou mijn moeder niet teleurstellen, mijn vader boeit het niet als ik een keer gebuisd ben. Hij weet dat ik er erg hard voor heb geleerd. Ik keek opzij en zag dat Alice al naast mij zat. Ze keek in haar rugzak.
'Waar zijn mijn sleutels toch!' Hoorde ik haar geërgerd mopperen. Ik grinnikte zachtjes. Waarom verliest iedereen zijn sleutels vandaag. Eerst mijn vader en nu Alice. Ik zag vanuit mijn ooghoek dat Alice mij raar aankeek.
'Is er iets?' Vroeg ik haar beleefd.
'Waarom grinnikte je?' Vroeg ze mij streng.
'O, gewoon een binnenpretje. Vind je iets niet?'
'Mijn sleutels. Ze zijn spoorloos.' Nog even en ze goot haar armen dramatisch de lucht in net als mijn vader. Ik tikte met mijn vinger op een zijzakje.
'Ze zitten hier.' Zei ik. Alice keek me raar aan, maar deed het zakje waar in haar sleutels volgens mij zaten open. Ze keek verrast.
'Je hebt gelijk! Hoe wist je dat?'Vroeg ze me heel verbaasd. Shit! Hoe kan ik mij hier uitredden? Mmmmm er ging een lampje branden!
'O, gewoon een gokje.' Zei ik alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ze keek me aan alsof ze er niets van geloofde. Op dat moment kwam de leraar binnen en vroeg om stilte en begon met de les. Oef. Gered door de leraar. Nu maar hopen dat Alice het hier bij laat zitten. Maar aan haar ogen die in mijn huid branden , serieus ik verbrand bijna , zal dat niet gebeuren. Nu nog snel een goede smoes verzinnen. Ik hield niet van liegen maar soms is een leugentje om bestwil wel handig.
Reageer (1)
leuk geschreven
8 jaar geleden