35. Bricks and butterflies
Ik begroef mijn gezicht in mijn handen, maar voor ik het wist, waren die al doorweekt. Ik liet me op mijn bed vallen en huilde tot mijn dekens donker kleurde van de tranen. Ik was alleen. Wilde ik alleen zijn? Nee. Ik wilde me niet alleen voelen. Of verdrietig. Maar ik wilde wel alleen zijn. In de drukte van de roedel voelde ik me vaak alleen. Alleen onder te veel mensen. Alsof ik een individu was. In ieder geval wel nu Olivia... Ik kon er niet aan denken. Het was erger dan dat ze haar gedood zouden hebben. Ze kende me niet meer... Voordat ik ook maar de kans had gekregen om haar ervan te vergewissen dat ze me wel kende, dat ze hier thuishoorde, hadden ze haar afgevoerd en waarschijnlijk naar huis gebracht. En ze zou nooit meer terugkomen. Nooit. Het woord galmde eindeloos en veel te luid door mijn hoofd, en zo huilde ik mezelf in slaap.
Nog voordat ik vreselijke nachtmerries zou krijgen, werd ik wakker. Meteen weer met de gedachten aan Olivia. Ik probeerde mezelf overeind te duwen, maar het kostte me teveel kracht en ik liet mezelf weer op het matras vallen. Waarvan was ik wakker geworden? Vluchtig liet ik mijn blik door de kamer glijden. Er was niemand. Geen Olivia. Er schoot een pijnlijke steek door mijn middel. Vervolgens joeg een geklop op de deur me de stuipen op het lijf. Ik hapte naar adem. Toen ik mijn ademhaling weer onder controle had zei ik, tegen wie er dan ook vaar de deur mocht staan; “Niet nu!” Ik hoopte dat die persoon het gehoord had, want ik kon nog steeds niet helemaal op mijn stem vertrouwen. Toch ging de deur open. “Echt niet?” Ik voelde me plotseling zo veel lichter toen ik Tyler's gezicht zag, dat ik toch een handgebaar naar hem maakte. Hij sloot de deur achter zich en kwam op de rand van mijn bed zitten. “Ik zie er niet uit.” Zei ik, hopend dat ik niet meer zou huilen. Hij streek mijn vochtige haar uit mijn gezicht. “Je ziet er altijd uit.” Ik glimlachte en drukte mijn wang tegen zijn koele en zachte hand. “Cole kan het me laten vergeten. Toch? Dat ik Olivia ooit gekend heb.” Mijn stem klonk zoveel minder krachtig dan ik sinds lange tijd gewild had. Ik knipperde met mijn ogen, moest moeite doen mijn zware oogleden weer te openen. Hij trok een van zijn mondhoeken op en plotseling kon ik me alleen nog maar concentreren op zijn lippen. Volmaakt. “Soms... Moeten we dingen loslaten. Maar alleen als het echt bij je hoort zul je het terugvinden.” Zei hij. Ik kreeg bijna weer tranen in mijn ogen bij die wijsheid. Alleen als het echt bij mij hoort... 'Ik hou van je, Kathie. Wat er ook gebeurt.' Ik drong de tranen met veel moeite weg. Ze hield van me. Ze wist het alleen niet meer. Als ik het zo dacht, was het minder moeilijk niet te huilen dan als ik dacht aan... Dat ze voor goed weg zou zijn. Ik keek Tyler aan. “Je hebt gelijk. Ik moet me eroverheen zetten en...”
“Nee.” Onderbrak hij me. “Je moet je er niet overheen zetten. Je kunt niet alles wat je meemaakt in een ballon stoppen, hij knapt, Kathie.” Mijn hoofd bonkte niet meer. Mijn gedachten werden niet meer vertroebeld door de watten en mijn zicht niet meer door de tranen. Ik zuchtte en op dat moment was het alsof er een enorme last van mijn schouders viel. Met de tweede ademhaling kon ik mijn schouders weer ontspannen, met de derde voelde ik me niet meer zo vermoeid. En met de vierde... De vierde ademhaling zorgde ervoor dat ik me vasthield aan de gedachten dat ze van me hield. Dat ik van haar hield en dat het zo moest zijn. Dat we elkaar terug zouden vinden. Ik zuchtte en opende mijn ogen. Ik hees mezelf overeind en legde mijn armen in zijn nek. “Bedankt.” Fluisterde ik.
“Dat deed je toch echt zelf.” Zei hij, en ik voelde dat hij grijnsde. Ik zuchtte van opluchting.
“Ik heb iets vrolijks nodig.” Zei ik, mijn stem weer sterker. Tyler hield me stevig vast en zijn aanraking liet me mij weer sterker voelen. “Wat...” Zei hij, zijn lippen vlak bij mijn oor, “Wat dacht je van een tweede date?” Ik gaf hem weer wat ruimte en keek hem aan. Toen glimlachte ik. Nog voordat ik antwoord kon geven, had hij zijn lippen weer met de mijne herenigd. Het gevoel van de kus verdreef de duisternis van baksteen die binnenin me woelde en maakte plaats voor ladingen vlinders. Kleurrijk en vrolijk, in plaats van donkerte en verderf. Ik liet hem zo lang mogelijk doorgaan. En zelfs toen alle duisternis zich tot een bal had opgerold en ergens in een stoffig hoekje in een doos kroop die ik, als het aan mij lag, lange tijd niet zou openen, hield ik hem nog vast. Net zo lang hij me uiteindelijk losliet en me vragend aankeek. Ik sloeg hem tegen zijn schouder. “Nou, ik denk toch echt dat ik dat moet afwijzen.” Mijn sarcastische toon liet hem weer grijnzen.
“Dat is erg jammer. Want ik moet toch iemand kussen tot ze erbij neervalt.” Ik grijnsde naar hem terug.
“Oke, dat klinkt toch echt te verleidelijk om af te wijzen.”
Er zijn nog geen reacties.