20. ~ Indianna Bella Lawrence
‘Doe wat je hart je ingeeft, Indy.’ Caje kijkt me aan. Ik kijk terug in zijn donkere ogen en knik langzaam.
‘Altijd. Denk ik.’ Op het moment geeft mijn hart niets in. Handig. Een traan rolt over mijn wang, als ik me voor de zoveelste keer sinds de boete bedenk dat dit mijn dood gaat worden. Ik heb nog geen idee wat ik ga doen. Ga ik rennen? Zal ik een boog zoeken en een set pijlen? Via via ben ik erachter gekomen dat Lauren uit 4 ook snel en behendig kan rennen. Ze wil me dood hebben. Ze wil iedereen dood hebben, want ze wil winnen. Ze is heus niet de enige tribuut. Maar ze is om de een of andere reden wel de tribuut die mij tegenzit. Als ze me voor is, ga ik eraan. Zal ik dat risico wel nemen? Ik ga waarschijnlijk toch wel dood, en zelf ben ik niet de uitgelezen persoon om anderen te vermoorden. Dus als ik tijdens het bloedbad niet dood ga, stel ik dat alleen maar uit. Oké, zo mag ik niet denken.
Zenuwachtig frummel ik met mijn vingers aan een haarlok die tussen mijn hoge paardenstaart is uitgesprongen.
‘Kom, dat regel ik wel even,’ Caje legt zijn warme hand tegen mijn wang terwijl hij met zijn andere hand met een schuifspeldje de lok op zijn plaats zet.
‘Mag ik wel zo’n speldje gebruiken in de arena?’ fluister ik vlakbij zijn gezicht, aangezien ik niet wil dat de camera’s dit gesprek kunnen opnemen. Caje haalt zijn schouders alleen maar op.
‘Maak je daar maar geen zorgen over,’ mompelt hij. Dan scheidt de glazen buis Caje van me.
‘Caje!’ roep ik in paniek terwijl ik op het glas bons. ‘Caje, ik kan dit niet!’ Opnieuw rolt er een traan over mijn wang als Caje alleen maar teneergeslagen zijn hoofd zachtjes schudt. Hij vouwt zijn handen over zijn borst en maakt een kloppende beweging. ’Doe wat je hart je ingeeft.’ Hij kijkt me aan, strijkt zijn blauwe haar uit zijn gezicht en vormt met zijn lippen ‘Wees sterk.’ Ik sluit mijn ogen en adem diep in om rustig te worden. Als ik mijn ogen weer open, is de startkamer verdwenen. Ik glijd boven de aarde en zie geen bos. Geen ijs. Geen woestijn. Geen moeras. Ik zie een arena. Een echte, stenen arena. Aan de afbrokkelende stenen kan ik zien dat dit niet gemanipuleerd is door het Capitool. Dit moet ooit een prachtgebouw geweest zijn. Er wordt afgeteld, en ik let nu op de ruimte rond de hoorn. Ik probeer me te focussen en wrijf mijn tranen weg, maar nergens zie ik een boog.
‘Tien.. negen..’ Ik kijk de kring van tributen rond. Lauren staat maar een aantal plaatsen verderop. ‘Vijf.. vier.. drie..’ Drew is nergens te bekennen, hij moet aan de andere kant van de hoorn staan. ‘Twee.. één..’ Al mijn plannen zijn vergeten. Ik het meisje van 4 naar de hoorn rennen. Die zal ik nooit meer inhalen. Ik kijk toe hoe mensen op gruwelijke wijze afgeslacht worden en voel een misselijkmakend gevoel opborrelen in mijn buik. Al dat bloed.. al die doden.. ik wil dit niet. Ik wil niemand vermoorden, maar ik wil zelf ook niet dood gaan. Dan ben ik lekker slim bezig door hier te blijven staan. Terwijl links en rechts mensen worden afgeslacht, bedenk ik me dat je dit niet in je eentje kan winnen. Ik heb een bondgenoot nodig, al moet die – ik slik en heb moeite het te denken – uiteindelijk ook dood.
‘Lekker laat bedacht dit,’ mompel ik in mezelf. Drew, waar is Drew? Gefrustreerd kijk ik om me heen. Mijn ogen blijven rusten op het jongetje van District 11, die ook met een verafschuwde blik het gevecht gadeslaat. Zal hij een goede bondgenoot zijn? Drew is nergens te zien. Ongerust zoek ik verder als het jongetje van 11 het bos in rent. Dan schrik ik op van een gil. Lauren is geraakt door een speer en op de grond gevallen. Het ziet er eigenlijk best grappig uit en van de spanning moet ik lachen. Ik bijt op mijn lip en draai me om, voordat ze me kwaad achterna kan komen. Mijn wapen krijg ik nu toch niet meer in handen. Ik snel naar de rand van de arena en hoor een mes rakelings langs mijn hoofd suizen. De jongen van 8 die een stukje voor me liep zakt op de grond neer. Ik spring over hem heen en de adrenaline in mijn aderen geeft me extra energie.
Verward kom ik aan bij de grijze muur van het gebouw. Ik besluit langs de ronde rand te lopen. Dit zal toch niet het enige deel van de arena zijn? Dan zou dit gewoon té makkelijk zijn voor de beroeps. Één bloedbad en het is voorbij. Gelukkig vind ik een brede poort in de muur en ik sprint er doorheen. Eigenlijk best grappig, bedenk ik me. Een arena in een arena. Wie weet wat voor gevechten zich hier vroeger al hebben afgespeeld. Een prachtig overgebleven deel van de geschiedenis dat wij nu aan het verpesten zijn, bedenk ik me grimmig.
Via de hal kom ik buiten. Eerst is dat een hele opluchting, maar dan sta ik stil. Mijn hart wil naar het bos, maar mijn hersenen weten dat daar al veel meer tributen hun toevlucht hebben gezocht. Al leek me het plein, dat aan mijn andere hand lag, ook niet fijn. Veel te open. Richting de oude stad daarachter dan maar? De donkere verlaten straten zien er niet bepaald uitnodigend uit. Maar waar dan heen? Kan ik maar naar huis. Ik ken alle straten in District 5. Alle steegjes, alles bomen en alle schuilplaatsen als we verstoppertje spelen. Hier ken ik niets en kan ik elk moment vermoord worden. Fijne stad is dit, geweldig.
Omdat Caje me heeft verteld dat ik mijn hart moet volgen, ren ik naar het park. Als ik stemmen hoor, rem ik geschrokken af. ‘Wat willen jullie?’ hoor ik iemand schreeuwen. Geschrokken duik ik op de grond achter een bosje en blijf stil liggen wachten tot ze vertrekken.
Als jullie dit nog lezen na de lange afwezigheid: THANKS. <3
En.. voor degenen die meededen aan de RPG, wie weet nog wie Indy nu af ligt te luisteren?
Reageer (3)
1 decennium geledenI won't say anything more <3
And the games begin!
1 decennium geledenIk zal ook snel weer schrijven
Btw ik ben nu erg shamed, want ik weet echt niet meer wie Indy ligt af te luisteren.
Demitria ofzo?
Oh wacht, die zou niet schreeuwen denk ik.
Teaghan dan?
still love this story. <3
1 decennium geledensnel verder xx