Foto bij 4.

En hier hoofdstukje 4.
Enjoy
Deze story eindigt bij hoofdstuk 13!

Toen ik zeker wist dat we ver genoeg waren tussen de bomen, verminderden we vaart en stonden we even later stil. We moesten én op de andere wachten én we moesten even op de kaart kijken om te zien waar de ruïnes precies lagen. ‘Ik vind het vreselijk dat we de andere achter hebben moeten laten’ zei Simia. ‘Ik wil er niet eens aan denken dat er iets ergs met ze gebeurd’. ‘Ik ben het met je eens’ zei Cancer. ‘Maar zonder vergiftigde pijl kunnen we niets’. Ik had de kaart opengerold en bekeek hem samen met de andere. ‘We zijn nu hier’ zei Jason. ‘En de ruïnes liggen hier. Het is gelukkig inderdaad dichtbij. Als we snel doorgaan, zullen we ze bereiken over ongeveer 2 uur’. Op dat moment kwamen de ecliptianen en de seres naar ons toegevlogen. Ze waren nog maar met z’n 4e. ‘Waar zijn de andere?’ vroeg ik meteen. ‘Die zijn helaas overleden’ zei een van de ecliptianen. ‘Ze zullen waarschijnlijk niet de enige zijn vandaag’ zei een van de seres. ‘We moeten doorgaan’. Ik knikte en Jason sprong weer op mijn rug. ‘Daar gaan we weer’ zei ik en ik vertrok als eerste. De andere kwamen ook in beweging en als een groep schoten we door de bossen heen.

Na ongeveer een half uur zag ik in de verte bij de horizon een zwarte lijn staan. ‘Wat is dat?’ vroeg ik toen ik mijn ogen samen kneep om te kunnen zien wat het was. ‘Geen idee’ zei Jason vanaf mijn rug. ‘Maar wat het ook is, we zullen er doorheen moeten’. Pas toen we dichterbij kwamen kregen we ineens in de gaten wat het was of beter gezegd, wat het waren. Slangendragers. Ze stonden in een rij opgesteld en ze waren ongeveer met z’n 20e. ‘Daar gaan we dan’ zei Jason en terwijl hij van mijn rug af sprong, vuurde hij een pijl af. De slangendragers kwamen in actie en vielen ons tegelijkertijd aan. Ik pakte mijn boog en spande de eerste pijl erop. Ik richtte wederom op de ogen en liet hem los. Mijn pijl kwam zoals ik al hoopte precies in het oog van de slangendrager die op mij af kwam. Daarna werd hij verblind door de vuurstralen van Simia en beet ze met haar grote bek in de handen van de slangendrager. Inmiddels hadden de seres en ecliptianen al verschillende slangendragers tegen de grond gewerkt en had Equus er al een paar verpletterd. Mijn pijl schoot ik door het hoofd van de laatste slangendrager die met een harde doffe klap op de grond terecht kwam. ‘Snel we moeten verder, ze zijn maar tijdelijk buiten bewust zijn en ze zullen snel bij komen’ zei Olivier. ‘Jongens’ hoorde we ineens achter ons en ik zag dat een van de ecliptianen bloedend op de grond lag. ‘Jullie moeten zonder mij gaan. Ik kan echt niet meer verplaatsen en ze zullen zo wakker worden’. ‘Maar we gaan niet zonder jou’ zei ik. ‘Ga, alsjeblieft’. Jason sprong op mijn rug en met tegenzin lieten we de ecliptiaan achter bij de slangendragers. Toen we al uit het zicht van de slangendragers waren, hoorde we in de verte een afgrijselijke gil en wisten we dat de slangendragers de ecliptiaan vermoord hadden. Nu waren we nog maar met z’n 11e die bij de ruïnes konden komen.

Na ongeveer 1.5 uur ongestoord gereisd te hebben, veranderde het landschap om ons heen ineens en ging het over in dor en dode grond. ‘We zijn er’ zei Jason. Hij sprong van mijn rug af en pakte de kaart uit mijn schede.
‘Ja, die stenen recht voor ons, zijn de ruïnes’. Ik keek naar de reusachtige stenen die voor ons lagen en ik kon me haast niet voorstellen dat hier vroeger onze voorouders geregeerd hadden. ‘En naar wat zoeken we precies?’ vroeg Cancer. ‘Ik bedoel, de vergiftigde pijl zal hier niet zomaar ergens op de grond liggen’. ‘Zoek gewoon naar iets opvallends’ zei ik. ‘Iets anders kan ik me niet bedenken’. We splitste ons op en begonnen overal te zoeken. We waren nu omringd door de stenen en ik trapte tegen verschillende stenen aan. De ruïnes waren erg groot, maar we hadden ons zo verdeeld, dat we elkaar precies nog zagen. Toen ineens viel mijn oog op een paar krassen die in een steen ergens helemaal boven de andere stenen zaten. Ik klom tegen de muur van stenen op waardoor we omringd waren totdat ik bij de steen met krassen erop kwam. Ik bekeek hem goed maar zag er voor de rest niets vreemds aan. Ik pakte een pijl en sloeg de steen doormidden. De steen brokkelde af en viel kletterend op de grond. Toen de steen weg was keken mij ineens twee grote ogen aan. Een slangendrager was tegen de andere kant van de muur opgeklommen en had de krassen gemaakt om mij daarheen te lokken. Ineens sprongen overal slangendragers over de muren heen en begonnen ons te omsingelen. De slangendrager tegenover me lachte gemeen en ik probeerde hem nog te raken met mijn pijl die ik vast had maar het was al te laat. Hij haalde uit met een vuurstraal en ik werd recht in mijn gezicht geraakt en viel achterover, van de stenenmuur af, naar beneden.

Reageer (2)

  • Kobyla

    Auw... Arme Sagi.
    Snel verder!

    1 decennium geleden
  • Itsuki

    snel verder

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen