N.V.T.

‘Waarom maak je me niet een keertje trots?’ Papa’s stem schalde door de grote, kale ruimte. ‘Beantwoord mijn vraag deze keer met een zinnig antwoord, en niet zoals de afgelopen keren. Als je nou eens een keertje mee zou werken, zou dat heel fijn zijn.’ Ik wilde praten, maar mijn lippen zaten aan elkaar vast gelijmd. Mijn ademhaling was snel, veel te snel. Ik zag de luchtstroom in en uit gaan. Ik keek om mij heen.
De kamer was langwerpig, alles was gitzwart, er waren geen meubels. Mijn voeten waren aan de grond gespijkerd met een grote en een kleinere veer, ze deden pijn. Het brandde, zo vreselijk. Het bloed dat mijn sokken doordrenkte was rood, vuurrood. Het leek licht te geven in het donker.
Maar hetgeen dat het meest pijn deed, was mijn hart. Het was doorboord met vijf messen. Vijf messteken. Mijn gedachten gingen kort terug naar de vechtpartij die in huis plaats had gevonden.
‘Beantwoord mijn vraag!’ schreeuwde mijn vader nu. Zijn stem bulderde na in mijn hoofd, in de kamer. Overal was zijn stem. Ik begon aan mijn voeten te trekken, ik kreeg ze maar niet los. Wanhopig begon ik aan mijn benen te trekken, maar ik kon niet bukken. Aan mijn hals zat een touw, vast aan een muur. Ik kon geen kant op.
Ik kan niet antwoorden, fluisterde een stem in mijn hoofd, en als ik het wel kon, had ik je nooit de antwoorden gegeven waar je naar zocht.
Want je behandelde mij zonder respect, zonder liefde, zonder warmte.
Een intense kou trok door mijn lichaam. Ik begon te trillen en liet mezelf achterover tegen de muur vallen. Een pijnscheut schoot door mijn rug. Hoe kon ik hier weg. Mijn ogen richtten zich op het plafond. Tot mijn schrik was dat er niet. Ik zag alleen maar lucht, blauwe lucht. Boven mij gebeurde er iets wat mijn aandacht trok.
Langzaam, heel langzaam, kwam er een menselijk gestalte op mij af. Ze had vleugels, kort, blond haar en ze had een gouden cirkel boven haar hoofd. En hetgeen wat het meest opviel: ze gaf licht. Een intens fel, wit licht. Ze stak haar hand naar mij uit, en ik pakte hem. Mijn uitweg, mijn enige uitweg. Met haar mee, ver weg van hier. Ze glimlachte naar mij, deed een poging tot teruglachen.
Alle pijn leek ineens verdwenen, ik voelde hoe mijn ziel zich losweekte uit mijn lichaam. Ik keek naar mezelf, vanboven, en wist dat ik hier nooit meer terug zou keren. En het deed me goed, het was goed zo. Een laatste traan veegde ik weg, daarna was het tijd om te gaan.

Bij het invallen van de eerste avondzon blies hij zijn laatste adem uit, in mijn armen. Het was gedaan. Een snik ontsnapte, een traan ontsnapte, hij ontsnapte. Het licht had ons beide omhult, maar het zou alleen hem meenemen. Ik zou achterblijven in het branden van de hel. En branden, dat deed het.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen