Dit is eigenlijk een gedicht dat ik jaren geleden geschreven heb. Ik heb er niets aan veranderd.

Het uitzicht is prachtig, bijna idyllisch. Een briesje doet mijn haar zachtjes heen en weer wapperen.
Ik kan je parfum tot hier ruiken en jouw geur voelt zo vertrouwd aan.
Iemand begint te spreken en het gestommel valt weg. Mijn handen klemmen zich om de stoelleuning. In mijn linkerhand heb ik een vuist gebald om een zakdoek. Ik hoor ieder woord, maar luisteren doe ik niet echt. Wanhopig doe ik een poging om de traan in mijn ooghoek te verbergen. Als niemand het ziet dan bestaat dit gevoel misschien ook niet. Zachtjes zeg je de juiste woorden, ze weergalmen in mijn hoofd. Ik hoor de klanken te goed en te duidelijk alsof ik voordien nog niet wist wat dit betekende.
De traan begint te rollen en ik weet dat dit het moment is waarop ik moet rechtstaan, protesteren en vechten voor mezelf. Ik doe niks. Langzaam dringt het tot me door. Beseffen dat het te laat is voelt alsof ik mijn eigen vel aan stukken scheur. Het opgekropte verdriet vindt zijn uitweg.
Ik ben gekweld door het geluk dat je uitstraalt, maar nog meer door de haat die ik ondanks alles toch voor mezelf koester, want ik wou dat ik degene was die daar naast je stond.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen