Foto bij Hoofstuk10: Geschreeuw in de dieptes

Ik-persoon= Farin.
Ik ben sinds kort weer terug van vakantie, dus zullen meer hoofsdtukken volgen.
Jullie ook een fijne vakantie gehad?:)

Toen we de stinkende grot inliepen moesten we afscheid nemen van de Adelaars. Ze zouden op ons wachten totdat we eruit kwamen. In de warme grot vonden we meerdere brandende toortsen. Maar vier waren genoeg voor ons. De grot had een duistere sfeer. Lijken van mensen en van elfen vonden we op de grond. Ook van orken en skeletten van trollen. Hoe dieper we kwamen, hoe erger het geschreeuw werd. Inmiddels was het al een paar uur later en buiten de grot zou het wat donkerder worden. Lucretia liep voorop met haast. Andriel, Eradan en ik liepen met zijn drieën naast elkaar. Het werd rustig en tot onze verbazing werden wij niet lastig gevallen door orken. Totdat er ineens een dikke ronde rots uit de wand knalde. "Wie is daar?" Schreeuwde Lucretia streng toen ze naar de inzakking liep. Er was een smalle gang in gegraven. Uit het niets toen alles veilig bleek te zijn, stormden er vele orken naar binnen.
"Het is een vall! Wapens in de aanslag!" Schreeuwde ik toen ik de zware bijl van mijn rug haalde. De orken waren groen, en hadden zwarte tanden. Hun zwaarden waren krom en scheef. Ze waren klein en dun. Grommend kwamen ze dichterbij en spuugden voor ons op de grond. Een zwaar bepantserde lange Uruk Hai stak boven de bende uit. Inmiddels was Lucretia bij ons komen staan. "Ugeh iriknik." Sprak de lange Uruk Hai met een zware stem en in een oude taal. Toen hij uitgesproken was kropen alle orken terug achter hun leider. "Wat doen jullie hier, naast het hart van de berg?" Vroeg de Uruk Hai nogal geïrriteerd.
Ik stapte vooruit naar de leider. "Dat gaat jou niks aan. Waarom zijn jullie hier? Is jullie fort niet in vlammen opgegaan?" "Dat is niet ons fort." Zei de Uruk Hai. "Wij orken en Uruk Hais leefden in vrede. Totdat Agandaûr herrees. Wij sloten ons af van de duistere macht en hielden dat zo. Het spijt mij dat we zo moeten kennismaken. Vergeef ons.
Eradan stapte kwaad naar voren. "Wat doen die lijken daar dan? Van elfen en van mensen!" "Die lieden zijn al vele jaren dood. Wij hebben ook eten nodig en moeten dat doen van de lijken die we vonden. Wij hebben geen optie's meer." "Goed dan!" Zei ik. "Laat ons dit verbond sluiten met een goede handdruk." Ik hield de toorts achter mij en stak mijn hand uit. Hij stak ook de zijne uit en schudde. Met een kwade glimlach op zijn gezicht staarde hij mij aan. "Dus.." Zei ik. "Wie heeft er zin in Uruk Hai?" ik gooide de toorts tegen de leider aan die wild met een lange zwaard om zich heen sloeg. Hij onthoofde een paar van zijn orken en anders stak hij ze wel neer. Uiteindelijk viel hij brandend en krijsend op de grond. De orken keken hulpeloos toe hoe hun leider stond te verbranden. Een van hun sprak. "Een leider die faalt, is geen leider meer!" En dezelfde ork vluchtte weg. En één voor één volgde de rest. Totdat er niemand over was behalve het geschreeuw van de vrouw en het gezelschap. "Slimme zet Farin!" Zei Lucretia. "Laten wij naar de vrouw gaan voor het te laat is!" En zij sprintte naar voren de duisternis in. "Wacht op ons Luc!" Zei Eradan opgewonden en volgde de Barvrouw. Andriel en ik volgden daarna..

Toen wij eindelijk bij een opening kwamen zagen wij een vrouw op een lange stenen tafel liggen die perfect was uitgesneden. Aan het einde van de kamer stond een gigantische gouden deur die bedekt was met donkerblauwe diamanten. Voor de deur lag een hoop pikhouwelen. De deur was omringt met witte oude pilaren. Ook was er een houten deur aan de rechterkant van de kamer, waar het gegrom van de trollen wegkwam. Ook stond er een kooi met een Ork erin die wild op een man stond in the hakken. Eradan trok snel een pijl en schoot die door de keel van de Ork. Maar het was te laat. De man was dood en niemand kon hem meer redden. Andriel keek naar de dame op de tafel.. Zij had goudkleurig haar en helder blauwe ogen en lange puntige oren. Ze was een elf. Haar handen en voeten waren vastgebonden... En ze was dood. Andriel streeelde het haar van de dame naar achteren en legde de handen in een kruis op haar borst. "Ik ken haar.." Zei Andriel toen er een heldere traan over haar wang gleed. Er lag een lang zwaard op de grond onder de tafel. De kennisbewandelaar pakte het lange zilveren zwaard op en legde die horizontaal op de dame. "Waren we nou maar eerder geweest! Het had niet zo gehoeven!" En nu liepen er nog meer tranen over haar wangen. Lucretia, ik en Eradan probeerden haar te troosten. Ik klopte op Andriels rug, die boven de dame gebogen stond. "Wat zij hier ook zochten, maakt niet uit, Andriel. Zij vocht dapper met haar medegezellen. Wij zullen Agandaûr verslaan, en hij zal boeten voor zijn daden!" Zei ik. maar Andriel zakte op de grond. "Waarom? Waarom zij!" Schreeuwde Andriel door de hele grot. Waarom niet ik.. Ik zou de dood in willen gaan voor haar!" De tranen vielen op de grond van de kamer en Andriel hield een ketting met een gouden oog omhoog. Het gouden oog glintsterde in het licht van de toortsen.
"Deze gaf zij mij, toen ik nog aan het studeren was! Ik mocht weg uit Rivendell maar zij zakte. Ik zei dat ik op haar zou wachten, net buiten Rivendell. Maar ze was nooit komen opdagen.." Langzaam kroop ze overeind. Toen ze weer stond, deed ze de ogen van de dode elf dicht. "Agandaûr zal boeten."

Reageer (2)

  • jacajan

    Welkom terug, veel inspiratie opgedaan zie ik. super :-)

    1 decennium geleden
  • Kobyla

    Ach arme....
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen