Foto bij Chapter 48

Het is al middag als ik wakker word. Moeizaam open ik mijn ogen, en kijk rond. Ik ben in mijn eigen kamer. Ik kijk naast me. Waar is Maria naartoe? Ik sta op uit bed, en wrijf even door mijn gezicht. Ik loop naar de gang. 'Maria? Waar ben je?' 'In de bibliotheek!' In de bibliotheek? Wat is ze daar aan het uitspoken? Ik loop naar beneden, naar de boekenkasten. Ik zie dat ze bezig is met opruimen. Ze draait zich om, en glimlacht. 'Goeiemorgen, Altair.' Ze heeft een andere jurk aan. 'Deze vond ik in een kast van een van die vrouwen. Ik heb hem aangetrokken, aangezien mijn jurk een beetje...Nou ja, doet er niet toe. Ik ben alvast begonnen met opruimen. Al deze rollen lagen op de grond. Ik ben helaas niet bekend met het Arabisch alfabet, dus ze zullen niet op alfabetische volgorde liggen. Maar ze zijn in ieder geval opgeruimd.' Ik raap een paar rollen op, en stop ze in de kast. 'Ik help je wel even mee.' Na een kwartiertje zijn we klaar. 'En wat gaan we doen met de...overledenen?' vraag Maria. Ik slik even. 'Nou, het is het beste als we ze cremeren buiten het dorp. Het is al middag, dus een kuil graven zou zelfmoord zijn. Maar ik ga eerst kijken in het dorp, wat daar loos is. En naar Brego, want die zit nog steeds aan die boom vast.' Ze grinnikt. 'Arme jongen. Waren we hem bijna vergeten.' Ik haal mijn schouders op. 'Hij kan wel wat hebben, hoor. Misschien vind ik daar wat mannen die me mee kunnen helpen.' Ik loop naar buiten. Op de binnenplaats liggen nog alle overledenen. Ik probeer er niet naar te kijken. Ik hoop dat ik in het dorp wat meer vreugde kan vinden. Ik loop de poort uit, richting het dorp. Gelukkig, ik zie mensen. Hoe zou het met mijn ouders zijn? Ik loop verder het dorp in. De mensen kijken me aan. Natuurlijk, ik heb mijn tenue nog aan. Het kan me niet schelen. Ik zie kinderen rond rennen. Ik hoor schapen en geiten blaten, ik zie vogels in de lucht. Zo te zien is de markt net voorbij. 'Kom hier, smerige vlegel!' Een jongetje rent langs me. Hij heeft een appel in zijn hand. Even later rent een man langs me. Het moet de koopman zijn. 'Als ik je te pakken krijgt, dan zwaait er wat!' Ik grinnik. Het doet me denken aan mezelf. Typisch iets wat ik ook uitgevreten heb. Ik loop verder, richting het huis van mijn ouders. Laat ze alsjeblieft nog in leven zijn. Ik kom aan bij mijn huis. Het ziet er normaal uit. Niks is verwoest. Ik haal even adem, en loop er dan naartoe. Ik stop vlak voor de deur. Ik zeg nog even een klein schietgebedje, en klop dan aan. 'Wie is daar?' hoor ik vanachter de deur. Het is de stem van mijn moeder. Ik slaak een zucht van opluchting. Gelukkig, moeder is nog in orde. 'Ik ben het, moeder. Altair.' De deur zwaait open. In de deuropening staat mijn moeder. Even kijken we elkaar aan. 'Altair? Je bent ongedeerd?' zegt ze. Ik knik. 'Ja, moeder. Met mij gaat alles prima.' Ze omhelst me, en ik val bijna naar achteren. 'Oh mijn jongen! Ik was zo ongerust! Toen die tempeliers hier kwamen, en naar het kasteel gingen...Ik was zo bang dat je...' 'Het is goed, moeder. Ik was niet op het kasteel. Ik was in Acre. Maar dat is een lang verhaal. Waar is vader? Is hij in orde?' Ze knikt. 'Ja, hij is achter.' Ik loop achter haar aan naar binnen. 'Yousef! Altair is terug!' Mijn vader komt naar binnen gelopen. 'Waar heb je...Altair? Ben jij het echt?' Ik knik. 'Ja, vader.' Hij loopt naar me toe, en omhelst me. 'Oh, Allah zij geloofd! Ik dacht dat die tempeliers je te grazen hadden genomen.' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, al hebben ze dat wel geprobeerd. Ik was die nacht niet op het kasteel. Ik kwam net terug van Acre. Maar vertel me eens, wat er precies gebeurd is.' Vader knikt. 'Natuurlijk, mijn jongen. Laten we buiten gaan zitten, in de schaduw.' We lopen naar buiten. Ons huis komt uit op een veld met olijfbomen. En erachter ligt een beekje. We gaan op een bankje zitten. 'Wil je misschien iets te eten?' vraagt moeder. Ik knik. 'Ja, graag. Ik heb vandaag eigenlijk nog niks gegeten.' Moeder loopt weer terug naar binnen. Ik richt me op vader. 'Goed, wat is er gebeurd?' Vader gaat even verzitten. 'Enfin. Het begon gewoon als een normale dag. In de morgen was er markt, in de middag werd er nog wat op het land gewerkt. Ik kwam terug van het land, samen met nog wat anderen mannen, toen ik bij de poort de zwarte vlag zag staan. Even later reed er een assassijn te paard door het dorp, die ons allen vertelde, dat er tempeliers op komst waren. We moesten meteen terug naar huis gaan, en de lichten doven. Hij reed verder naar het kasteel. Ik was net thuis, toen ik hoefgetrappel hoorde. Ik gluurde naar buiten, en schrok. Het was een heel leger tempeliers! Ik had er nog nooit zoveel bij elkaar gezien. Ze spraken in talen, die ik niet verstond. Volgens mij was het Duits, of Frans. De leider zat op een groot wit paard. Harim heb ik ook gezien. Ze gingen op het kasteel af. Daar hebben ze de poort weten te openen, en hebben de assassijnen aangevallen. Ik weet niet hoeveel doden er zijn gevallen.' 'Iedereen die in het kasteel was, is dood, vader.' Geschokt kijkt hij me aan. 'Iedereen? Is er geen enkele assassijn meer over?' 'Niet in Masyaf, in ieder geval. Maar daar wordt voor gezorgd.' 'Waar zijn de tempeliers naartoe?' vraagt hij me. 'Terug naar Acre, neem ik aan. Hun leider en Harim zijn dood. Daar heb ik zelf voor gezorgd. Ik weet niet wie direct onder Gaspard komt, maar diegene zal het waarschijnlijk overnemen. Ik hoop wel dat we koning Richard en Salahdin erbuiten kunnen houden. Dit is een oorlog apart. Dit heeft niets met de kruistochten te maken.' Moeder komt terug met een schaal met eten. Ze zet het voor ons neer. 'Ik moet nog wat kleren wassen.' Ze loopt weer naar binnen. Ik eet rustig wat. 'Wat ga je nu doen?' vraagt vader. 'Ik heb een vergadering bijeengeroepen. Vrijdag zullen we een vergadering houden, over hoe het nu verder moet. Vlak voor hij stierf, heeft hij mij benoemd als nieuwe leider.' Vader kijkt me geschokt aan. 'Maar dat is toch hartstikke gevaarlijk?! Daar ben ik het niet mee eens! Dat gaat dus mooi niet gebeuren. Ik wil niet nog een zoon kwijtraken.' Ik sta op. 'Vader, dit is mijn bestemming. Snapt u het niet? Het is hetgene, waar ik goed in ben. Wat ik ben.' 'Je bent geen moordenaar.' 'Iedereen is een moordenaar op zijn eigen manier, vader.' Mijn vader zegt niets. Ik snap het al. Hij keurt het niet goed. Maar dat deert me helemaal niet. Ik heb niks meer met mijn familie. Het is over, voorbij. Ik heb nu andere verantwoordelijkheden. 'Weet je zeker dat dit is wat je wilt, Altair? Je bent 21, je bent nog zo jong.' Ik zucht. 'Dit is waar ik...Dit is wie ik ben. Ik ben een assassijn. Het zit in mijn bloed, of u het nu leuk vind of niet. Dit is mijn bestemming.' Ik sta op. 'Ik moet terug naar het kasteel. Maria wacht daar op me.' Zonder nog iets te zeggen, verlaat ik mijn huis.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen