7.Yindé
Yindé huilde, huilde en huilde. Het was drie dagen geleden dat Yara naar de Toverburcht was verhuisd, en sindsdien had ze niets anders gedaan. Yara had misschien wel beloofd om haar op te komen zoeken, maar ze was nog steeds niet geweest en haar afscheid had zwak en nep geklonken. Yindé voelde zich des te vreselijker toen ze besefte dat ze harder huilde om het verlies van haar zus dan om haar broer en vader, terwijl die dood waren-of waarschijnlijk dood waren- en ze Yara nog steeds kon zien. Maar ze wist dat haar band met Yara nooit meer zo sterk zou zijn als hij daarvoor geweest was. Ze had het gevoel dat Yara haar in de steek had gelaten, en ze voelde zich veraden.
Jeetje, wat lig ik hier te huilen? Dacht ze. Huil ik om dat door mijn zus de oorlog misschien zal stoppen? Resoluut veegde ze tranen uit haar gezicht en ging rechtop zitten. Oppeens besloot ze zich niemand meer af te laten pakken die ze lief had, vanaf nu zou ze niemand meer door haar handen laten glippen, ze zou vechten voor de mensen van wie ze hield. Welke mensen? dacht ze er bitter achteraan, ik heb niemand meer.
Ze waste haar gezicht en ging naar beneden. Corsita zag er duidelijk opgelucht uit toen Yindé benedenkwam, maar ze deed haar best dat niet te laten merken. Ze vertroetelde Yindé echter wel iets extra, het was duidelijk dat ze met het meisje te doen had. Yindé voelde zich eigelijk alleen nog maar ellendiger door al die aandacht. Toen nam ze een beslissing.
“Ik ga weg,” zei ze tegen Corsita, die zich verslikte in haa rkoffie. Yindé wachte geduldig tot Corsita uitgeproest was, dat was vrij snel.
“Weg, weg, waarnaar!?” riep, hysterisch.
Yindé dacht even na, want dat wist ze nog niet, maar ze wist zeker dat ze niet zomaar naar nergens zou mogen gaan. “Naar een vriendin van mij, Anya woont ten noorden van de hoofdstad, tot daar is de oorlog nog niet doorgedrongen.” Het zal niet lang meer duren voor hij dat wel doet, wist ze, maar zei ze niet.
“En wààrom wil je daar naar toe? Ik heb Arthis beloofd voor je te zorgen.” Yindé slikte haar tranen weg toen ze haar vaders naam hoorde. Niet aan denken.
“Het komt door deze stad, alles hier doet me aan ze denken. Aan mijn moeder, mijn vader, mijn broer en...mijn zus.”
“Onzin, je moet je herinneringen koesteren. Bovendien is je zus niet dóód.”
“Nee, maar ze is weg.”
“Je gaat niet.”
“Ik ga wel.” Ze keek Corsita zo opstandig aan dat die onwillekeurig toegaf.
“Goed dan, ik kan je toch niet tegenhouden, vrees ik.”
Er zijn nog geen reacties.