Hoofdstuk 33
So I hope you like it
‘Euhm jongens,’ mompelde ik. ‘Ik zou rennen nu het nog kan.’
Ik probeerde kalm te klinken, maar volgens mij lukt het niet helemaal. Ik opende het raam en pakte de brief van de uil aan.
‘En nu oprotten Jolyn,’ snauwde ik tegen de uil. Ik wilde niet aan thuis herinnerd worden. En ja, ze hadden de uil naar mijn tweede naam vernoemd. De brief rookte al een beetje.
‘Nou daar gaan we dan,’ mopperde ik. ‘Ik had hem mee terug moeten sturen met die verdomde uil toen het nog kon. Was hij afgebrand en was hij met uil en al in de fik gevlogen.’ Ja, ik was enorm chagrijnig door die brief. De anderen gingen aan de keukentafel zitten en ik ging erbij zitten.
‘Alvast bij voorbaad sorry,’ zei ik en ik opende brief. De stemmen van mijn vader en moeder klonken als veels te hard staande speakers.
‘Hoe durf je onze familie ten schande te maken! Zomaar weglopen bij een belangrijk feest en dan ook nog niet eens met Malfoy trouwen! Het is maar beter dat je niet meer tot de familie behoord, dan kan je ons ook niet meer ten schande maken! We wisten altijd al dat je anders was, maar hoopten dat je door de jaren heen je een beetje zou aanpassen. Helaas is dat niet gelukt. Je komt het huis hier niet meer in. We hebben een kluis met goud voor je achter gelaten voor school en voor een huis later. Als je niet genoeg hebt hoef je ons niet om nieuw goud te komen vragen. Veel succes ermee en laten we, zoals je zelf ook gezegd hebt, vooral geen contact houden. Vaarwel Josefien Jolyn Jones.’
De brief brandde op en viel op als een restje as op de tafel neer. Ik veegde het hoopje op, stond op en liep op mijn pantoffels naar de voordeur. Ik opende de deur en een zomerbriesje waaiden zachtjes. Ik gooide het as op en het waaide mee met de wind. Ik haalde diep adem en gilde over het verlaten terrein: ‘Tot nooit meer ziens!’
De tranen stroomden over mijn wangen en twee koele armen opsloten me, maar ik wurmde me los van Draco. Ik pakte zijn hand en nam hem mee naar buiten.
‘Ik denk dat het beter is als je gaat,’ fluisterde ik. ‘Ik kan nu niet herinnerd worden aan thuis, aan jou, aan alles wat ik eerst had maar nu verdwenen is. Het spijt me.’
Ik boog me iets naar voren en kuste hem voorzichtig.
‘Bewaar hem goed wil je?’
Daarna stapte ik langs hem een en ging naar binnen, naar Rhys. Zijn warme, veilige armen. De enige armen die ik nu om me heen wilde hebben. De enige gespierde schouders waar tegen ik wilde huilen, huilen als een klein kind. Ik wilde dat hij me op schoot trok, me heen en weer wiegde als een klein kind, geruststellende woordjes fluisterde en over mijn rug wreef. Me op tilde en naar bed bracht, bij me kwam liggen en niet meer weg ging zelfs als ik sliep. En vooral wat ik vooral wilde, was dat hij me niet meer los liet.
Reageer (1)
ahhh
1 decennium geledensnel verder