[9] Obscurum
Ik stond voorzichtig op, de pijn galmde nog na door mijn lichaam maar was wel verminderd. Naast me stond nog heel braaf Livor te wachten, zoals de anderen ons hadden achter gelaten. Hoe lang was dat geleden? Hoe lang geleden waren zij vertrokken? En hoe lang ben ik al bewusteloos? Ik kijk naar mijn poot, het bloeden is gestopt, maar de pijn is niet vertrokken. Mila, waar is Mila. Ik keek naar Livor, die niet snapte dat hij gewoon weg moest gaan. Nadat Jamar, Ali, Sue en Mila waren vertrokken is de pijn alsmaar meer geworden en ben ik uiteindelijk bewusteloos neergevallen.
Nu is het donker om me heen, en als ik naar boven kijk zie ik een heldere sterren hemel met een volle maan. Ik hoop dat Mila en de rest niet in die klauwen van Sander zijn gevallen. Als ik kon praten en staan, had ik Livor wel een aai gegeven, was op hem gesprongen en achter hen aan gegaloppeerd, maar ik ben een wolf die niet kan lopen. Was ik maar een mens, al is het voor altijd. Ik wil terug naar Mila. Ik zucht diep, en probeer een stap te verzetten maar pijn schiet in mijn poot.
Ik wil weer neerploffen, maar de wereld tolt om me heen, en een fractie van een seconde later sta ik weer op mijn... Benen?! Ik kijk om me heen, naar beneden, naar mijn benen die me overeind houden. Mijn armen houdt ik omhoog, maar in de ene doet het zo'n pijn dat ik deze liever met rust laat. Met mijn andere hand voel ik over mijn gezicht. Ik ben een.. Mens! "Wat?" Fluister ik, verbaasd dat ik kan praten. Al zolang heb ik dat niet meer gedaan. Ik kijk naar Livor, die van schrik een paar stappen achteruit gegaan is. "Hee Livor!" Zeg ik lachend. "Ik ben er weer! Herken je me niet?" Natuurlijk niet, maar ik moest wat zeggen.
Ik loop naar het paard toe, en stijg voorzichtig op. Livor begint onrustig heen en weer te lopen, omdat er zomaar iemand op zijn rug gaat zitten. Hoe kan dit? Weken heb ik gehoopt om weer een mens te zijn, en niks is er gebeurd. En nu opeens wel? Wat is dit voor een wereld?
Snel zet ik die vragen uit mijn hoofd, het komt later wel. "Op naar de rest!" Zeg ik, en spoor Livor aan, die zo hard vooruit springt dat ik er bijna vanaf val, maar ik pak me snel vast aan zijn manen en we stuiven het bos door.
Ik heb geen idee waar we heen gaan, maar Livor wel, heb ik het idee. Gecontroleerd zet hij elke stap en zijn oren lijken steeds meer naar voren te staan hoe dichterbij we komen, al heb ik geen idee waar onze eindbestemming is.
Na vele uren zijn we op een smal paadje met aan weerskanten kleine dennenbomen, waardoor erdoorheen rijden pijnlijk is door al de takken die in gezicht schieten, en toch lijkt Livor er geen probleem mee te hebben, terwijl ik wantrouwend op zijn rug zit. Opeens stopt het pad en komen we uit op een open plek, niet groot, maar het is toch een open plek. Ik ben ontzettend verbaasd over de mensen die er liggen, namelijk Ali, Sue en Jamar. Vastgebonden aan elkaar. Ik huiver, en ren op ze af. "Seth!" Zegt Ali vermoeid. "Ik ben vast wel heel hard in elkaar gemept, moet ik dromen!" Ik krijg er een klein lachje vanaf, maar zie dat ze allemaal veel pijn hebben. "Wat is er gebeurd?!" Vraag ik bezorgd, terwijl ik de touwen los maak. "Ze hebben Mila!" Zegt Sue in paniek. "Wie?!" zeg ik snel terug. "Het ministerie en Sander.."
Er zijn nog geen reacties.