[8] Obscurum
Sue merkte dat ik niet meer vooruit ging en bleef staan. Hij hoorde wat ik dacht, en snoof ook met zijn neus. Jamar en Ali, die pas na 20 meter doorhadden dat we ontbraken, renden snel terug naar ons. Ik veranderde in een mens om het ze te vertellen. "S-Sander! Ik ruik hem! Hij is hier vlakbij, ik voel het!" Zeg ik. We keken naar Jamar, die niet bang of geschrokken leek te zijn. "Wat doen we?!" Bracht ik huiverend uit. Ook Jamar veranderde weer in een mens. "Wat denk je? Hier blijven staan helpt niet hoor! En het is nu overdag, dus we zullen nu sowieso sneller zijn dan Sander! Pas vanavond, bij volle maan, moeten we uitkijken." Zei hij. Tuurlijk, wat perfect ook. Precies vanavond is het volle maan. Godver man, alles gaat verkeerd. "Nou, kom op dan, wegwezen" Snauwde ik, veranderde in een wolf en stoof ervandoor. Gelukkig kunnen de anderen niet zien dat ik huil.
De hele dag reisden we, maar zorgden dat we voor vanavond nog wel energie hadden, Sander zou ons sowieso volgen. En hij wil mij. Die avond heb ik toch teveel energie gebruikt, want uitgeput plof ik neer op het plekje wat we hebben uitgekozen om te rusten. Het was een kleine ovale open plek, waar we net met zijn vieren in pasten. Eromheen stonden kastanjebomen met bruin-groene bladeren. Doordat de bomen zo groot waren maakten de bladeren een soort dak boven de open plek, waardoor het donkerder was dan normaal. Mij maakte het niet uit waar ik slaap, zolang ik maar even rust kon hebben. Heel even. Ik droomde over Seth zijn ogen, toen ik wakker werd gemaakt. "Mila?!" Vroeg een bekende stem. Ik werd langzaam wakker. Het was een warme stem, ik herkende hem uit duizenden. Ik zag zijn gezicht al voor me. Ik opende mijn ogen, ik hoopte dat mijn gedachte een droom was maar het was waar. "Hoi Mila." Zei Sander gniffelend.
Ik huiverde, en keek om me heen. Ik was een mens, en vastgebonden aan een boom. Ik herkende de plek niet, het was geen open plek, maar niet dichtbegroeid. Het was nog niet donker, dus ik had niet zo lang geslapen. Ik zocht met mijn blik hoopvol naar Sue, Jamar of Ali, maar ik kon ze niet vinden. "Wat heb je gedaan?" Fluisterde ik boos. "Ik krijg wat ik verdien." Zei hij terug. "Hoezo wat je verdient? Is dit wat je wilt? Je hebt me verraden en daar wil je nog een beloning voor ook?"
"Mijn beloning is meer dan jij je ooit voor kunt stellen."
"Wat is het dan?" Vroeg ik nieuwsgierig en woedend tegelijk.
"Dat gaat jou niks aan, wijvenwolf!" Schreeuwde hij terug, en hij sloeg me met zijn hand in mijn gezicht. De klap was enorm, en een pijnscheut trok in mijn kaak toen ik hem open probeerde te doen. "Waarom ben ik een probleem? Laat me gewoon doorgaan met leven!" Bracht ik er moeizaam uit. Hij bulderde van het lachen en keek me serieus aan. "Je hebt het verhaal toch gehoord? Meisjes en wolven, dat gaat gewoon niet samen. En omdat ze me niet geloven, het ministerie, komen ze je halen. En krijg ik mijn beloning. Als ik jou niet heb, krijg ik geen beloning, maar straf. En dat hoef ik niet, na al die jaren moeite die ik ervoor gedaan heb." Herinneringen kwamen weer in me op, wat me verdrietig maakte. "Al die jaren heb je anders in een minuut weer weggegooid! Ik dacht dat we vrienden waren! Voor het leven!" huilde ik, maar mijn kaak deed een afschuwelijke pijn. Even zag ik in Sander's ogen medelijden, maar dat ging zo snel dat het volgensmij nep was. Hij draaide zich snel om, "Kijk eens wie daar aankomen?" Zei hij. En hij gebaarde met zijn hoofd naar de figuren die aan kwamen lopen.
Ik hoopte dat het Jamar, Ali en Sue zouden zijn, maar dat is niet het geval. Er kwamen vier mannen aanlopen. Ze waren niet heel groot en donker gekleed. Eentje liep er voorop, om zijn nek hing een grote zilveren ketting met een wolf eraan. Nee! Ze komen me halen! Paniek schoot door mijn lichaam, ik probeerde het touw los te rukken, maar tevergeefs.
Er zijn nog geen reacties.