#Finnick
Ik zit al aan de eetkamertafel te genieten van een boterham wanneer mijn vader en broer binnenkomen. Hariots haar zit door de war en de wallen onder zijn ogen lijken nog groter dan gisteren. Mijn vader daarentegen ziet er een stuk fitter uit. Met zijn haar netjes onder een donkerbruine baret lijkt hij net een rijke, aanzienlijke koopman. Grijnzend ijk ik hem aan als hij plaats neemt aan tafel. ''Pap, je ziet er uit alsof je naar een bruiloft gaat.'' reageer ik spottend op zijn uiterlijk.
Mijn vader kijkt mij verbaasd aan en mompelt: ''Jouw zwerverlook is anders ook niet erg charmant.'' Hij slaat daarmee meteen de spijker op de kop en maakt mijn humeur er niet beter op. ''Nou bedankt.'' grom ik en neem nog een hap van het brood dat op mijn bord ligt. Hariot grijnst en port mij in mijn zij. ''Je moet alles niet zo serieus nemen, Fin.'' Geïrriteerd duw ik zijn prikkende vinger weg en sta op, klaar om weg te gaan. ''Waar ga je heen?'' vraagt mijn vader mij nieuwsgierig.
''Alvast naar de markt. In jullie slakkentempo zijn we er volgend jaar nog niet. Moet ik alvast iets kopen?'' vraag ik met een zucht.
''Doe maar een bakje ijzeren vishaakjes en koop voor je zelf maar een broodje haring.'' antwoordt mijn vader en hij gooit mij zijn portemonnee toe.
Ik vang hem op, zeg mijn vader en broer gedag en ren de voordeur uit.
Ik besluit om over het strand te gaan. Ons huis staat best wel afgelegen van de stad af en het is ongeveer een kwartiertje lopen naar het Plein.
Er heerst een zacht zomerbriesje dat mijn wandeling meteen een stuk aangenamer maakt. Fluitend loop ik over het natte zandstrand. Af en toe kom ik mensen tegen - voornamelijk vissers en bijna geen toeristen. Natuurlijk kunnen er geen mensen uit de andere districten hier komen, maar district 4 is vrij groot en veel rijke inwoners vinden het een aantrekkelijk idee om eens helemaal naar de andere kant van ons district te reizen om daar de zomer door te brengen. Dit strand is dan wel mooi, maar het stikt hier ook vaak van de vliegen en vuilnis.
''Finnick!'' Ik draai mij om wanneer ik een twee jongensstemmen mijn naam hoor roepen.
Grey en Huke, twee jongens uit mijn klas, komen aanrennen.
''Wat een storm vannacht, hè?'' is Hukes openingszin. Ik knik en kijk Grey onderzoekend aan. Hij heeft een snee die door zijn lip loopt en een schram op zijn wang. ''Wat is er gebeurd, Grey?'' vraag ik.
Hij haalt zijn schouders op. ''Die jongens van school daagden mij uit.''
Ik zucht, het is altijd hetzelfde met Grey. Hij is één jaar ouder dan ik en altijd op vechten uit. Als je hem eenmaal boos hebt gekregen, is het onmogelijk om hem weer rustig te krijgen.
De twee jongens blijven ongemakkelijk staan en geen van ons zegt iets. Dan trekt Huke zijn mond open. ''Hij liegt. Gisteren was zijn eerste training voor de Spelen.'' Grey's mond valt open. ''Ik had nog zo gezegd dat je het niet door mocht vertellen!'' Hij geeft Huke een harde duw waardoor die in het zand valt.
''Rustig!'' kom ik er sussend tussen. Huke staat op en veegt het zand van zijn broek. Dan werpt hij een nijdige blik op Grey, spuugt op de grond en rent weg.
Ik heb mij nooit zo gefocust op de Hongerspelen. Mijn vader had wel ooit geprobeerd om uit te leggen wat de bedoeling was, maar ik had het altijd weggewuifd. Nu pas realiseer ik mij dat de Spelen al over een maand zijn.
Ik went mij weer tot Grey. ''Dat is toch niets om je voor te schamen?''
Hij kijkt mij met grote ogen aan. ''Je weet niet hoe het was, de training bedoel ik. Het leek alsof ik in de echte Hongerspelen was belandt. Iedereen vocht met echte, ijzeren wapens en je mocht elkaar verwonden. Ik weigerde.''
Ik wijs meelevend naar zijn schram. ''Wie heeft je dat dan bezorgd?''
Grey zucht, maar moet dan toegeven. ''Mijn broer. Hij zei dat ik een mietje was en moest leren om te vechten als een echte man. Ik durf niet te doden. Toen sloeg hij me met een bokszak.'' Ik bijt op mijn lip, blij dat ik geen gewelddadige broer heb. Hariot zal mij nooit ook maar één haar krenken, laat staan slaan.
''Ga je mee naar de markt? Ik heb gehoord dat er siervissen te koop zijn!'' probeer ik hem op te vrolijken. Grey lijkt dan wel stoer en groot, maar heeft een klein hartje. Hij heeft een zwak voor alles wat in de zee leeft en is dan ook regelmatig in het water te vinden, snorkelend of gewoon zwemmend.
Grey glimlacht zwakjes en knikt. We rennen over het strand richting de stad.
Het zand spat op wanneer we er overheen racen. ''Wie als eerste bij de kraam van Annie is!'' schreeuwt Grey en hij kijkt om, wat hij beter niet had kunnen doen. Hij struikelt over een stuk drijfhout en valt met zijn gezicht in het kleiachtige zand. Lachend help ik hem op staan. Zijn mond is gevuld met grond, dat er met een luide proest uit komt. ''Gaat -ie?" vraag ik grijnzend.
Grey knikt en pulkt het zand uit zijn oor. ''Wie is die Annie waar je het over had?'' vraag ik geïnteresseerd. Grey kijkt mij -gelukkig weer- glimlachend aan en antwoordt: ''Ze zit bij mij in de klas. Haar moeder beheerd de marktkraam die schuin tegenover de kraam van Mathias de visser staat.''
Ik houd mijn hoofd nadenkend schuin, zoekend in mijn gedachten of ik haar ooit gezien kan hebben. ''Hoe ziet ze eruit?"
''Lang zwart haar, grote blauwe ogen en kuiltjes in haar wangen als ze lacht,'' fluistert Grey genietend. Vermoedelijk had hij haar al vaker geobserveerd. Dan herstelt hij zich uit zijn moment en zegt snel: ''Maar ze is tien, dus een beetje jong voor mij. Haar vader was goed bevriend met de mijne, daardoor ken ik haar.'' Ik knik en stel snel voor dat we maar weer op weg moeten gaan naar het marktplein, voordat alle siervissen verkocht zijn. Niet dat ik die vissen zo interessant vind, maar ik zou die Annie graag beter willen leren kennen.
Er zijn nog geen reacties.