''Finnick.... Finnick... kom.. help onsss.....'' De sissende, mysterieuze stemmen spreken hun smeekgebeden met een dreigende toon naar mij uit.
Ik spartel in de zee, die eindeloos diep is. Een harde rukwind heerst en maakt het boven water blijven alleen nog maar moeilijker.
Hopeloos verloren probeer ik met mijn laatste restje energie weg te zwemmen, weg naar het niets. Nergens om mij heen zie ik land. Ik luister naar mijn intuïtie, die alleen maar schreeuwt dat ik zo ver mogelijk weg moet gaan. Alsof er ieder moment iets verschrikkelijks kan gebeuren.
Plotseling verschijnt er een silhouet van een vrouw. Ze zweeft boven het wateroppervlak en kijkt mij meelevend aan. ''Help onsss....,'' smeekt haar zachte stem. Ergens vertrouw ik haar niet. Ze lijkt precies op de vrouw die ik in mijn hoofd als Coral zie. ''Help........'' De stem en daarmee ook de beeldschone vrouw sterven weg. ''Nee, wacht!"' roep ik, maar word dan door een golf ondergedompeld in het heldere water.
Mijn laatste adem verdwijnt uit mijn mond en ik voel hoe ik naar de onzichtbare bodem zak. Dit is het dan. Zo voelt het om te verdrinken. Zo zijn elk jaar tientallen mensen overleden doordat ze te stom waren geweest om zwemlessen te nemen. Vaarwel pap en mam, vaarwel Hariot. Ik zal jullie missen.

Schreeuwend schrik ik wakker. In een waas zit ik rechtop in bed en adem abnormaal snel. Ademen... ik kan nog ademen! Het is maar een nachtmerrie geweest, een doodenge verbeelding die zich in mijn hoofd af heeft gespeeld.
Opgelucht plof ik weer neer met mijn hoofd tegen het kussen aan. Dan vang ik een glimp op van de klok die tegenover mijn bed aan de muur hangt. Hij geeft aan dat het zeven uur is. Over ongeveer een kwartiertje zal mijn vader mij komen wekken. Het is vandaag zaterdag, de perfecte dag om naar de markt te gaan. Dat vertelde mijn vader mij vroeger; zaterdag is marktdag. Niet dat er op de andere dagen geen markt is, maar op zaterdag worden meestal de kramen aangevuld met nieuwe benodigdheden en is het vreemd genoeg altijd minder druk.
Met een snelle beweging sla ik het deken van mijn bezweten lichaam af en ga aan de rand van het bed zitten met als bedoeling dat mijn voeten meteen in de zachte, warme pantoffels schuiven. Ik kijk verbaasd op als ik merk dat er maar eentje staat.
Natuurlijk, die andere is gisternacht meegenomen door de harde wind.
Misschien heb ik zo meteen nog even de tijd om hem te gaan zoeken, dan zijn de slippers weer compleet.
Even gaap ik nog, maar spring dan uit mijn bed en sluip over de koude, houten vloer naar mijn kast. Ik heb gisteravond toen we na het eten gingen ''slapen'' geen tijd of behoefte gehad om mij om te kleden, dus heb ik nog steeds het half natte shirtje en broek aan. Met moeite weet ik de natte gevallen uit te krijgen.
Half slapend open ik de kledingkast en zoek iets geschiktst uit. Niet dat ik er altijd uren over doe om mijn kleren voor die dag uit te kiezen. Vlug pak ik het eerst wat ik zie. Een oud, bruin T-shirt van Hariot die ik gekregen had toen hij het niet meer paste. Ik trek het shirt over mijn hoofd en merk meteen dat het mij er nogal slonzig en arm bij laat lopen. Ik haal mijn schouders op en doe een korte broek aan die over mijn bureaustoel hangt.
Met één blik in de spiegel die boven mijn bureau hangt zie ik mijn blonde haren al smeken om een kam door hen heen te halen, maar ik negeer ze. Gekamde haren staan veel te netjes en bovendien wil ik er nog een beetje stoer uit blijven zien. IK ben een visser, geen saaie stadsjongen die zich arrogant en ijdel gedraagt. IK ben Finnick.
Na tevreden in de spiegel gekeken te hebben, sluip ik naar mijn ouders slaapkamer en klop zachtjes op de deur. Mijn moeder, haar haar half in krulspelden en met een dikke laag lippenstift op haar mond, doet open. Ik mag nooit in hun slaapkamer komen, dus houd ze de deur op een kiertje.
''Is papa er?'' vraag ik. Communiceren tussen iemand in mijn ouders slaapkamer en de jij op de gang lijkt net alsof je bij de buren aan hebt geklopt vragend om een potje suiker - hoewel het nogal vreemd klinkt als je mijn vader met zoiets onbelangrijks als een specerij vergelijkt. Mijn moeder kijkt achterom en mompelt iets dat leek op '' je zoon''. Nou ja zeg, alsof ik niet haar zoon ben maar een onbekende. Ik gluur door het kiertje heen en zie dat mijn vader op het balkon staat, uitkijkend over het strand. ''Ik kom eraan, Fin,'' lijkt hij te antwoorden wanneer hij zich omdraait. Ik knik, zeg snel mijn moeder gedag en stuiter bijna de trap af.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen