‘’Pap?’’ Zachtjes duw ik tegen de deur van mijn vaders werkschuur. Dit is plek waar hij al ons visgerei maakt. Soms gaan we op zaterdag naar de markt om nieuwe grondstoffen te kopen voor de netten. Grondstoffen die altijd de naam ‘touw’ of ‘ijzer’ hebben.
Zoals wel vaker het geval is was mijn vader in slaap gevallen boven een half gevlochten net. Zijn nieuwste project, een net vlechten van het allerbeste materiaal. Nog steeds is het gewoon touw dat hij gebruikt. Maar ja, toen ik een opmerking maakte dat touw gewoon touw was, begon hij weer een preek over alle soorten touwen die er bestonden. Nu kan ik geen touw meer zien.
‘’Huh, wat?’’ Mijn vader schrikt wakker en kijkt gespannen de schuur rond. Zijn ogen blijven op mij rusten.
Ik voel mij echt een watje. Zomaar midden in de nacht naar je vader gaan, alleen maar omdat je bang bent voor een halve orkaan. Toch loop ik naar hem toe en ging op zijn schoot zitten.
‘’De storm lijkt steeds heviger te worden, pa.’’ Als een klein kind sla ik mijn armen over zijn nek en leg mijn hoofd op zijn blote borst. De wind raast boven onze hoofden en zonder dat ik naar buiten heb gekeken weet ik al dat er veel schade is aangericht. Waarschijnlijk zijn er tientallen bomen ontwortelt en de helft van de schepen losgeraakt van de wal.
Mijn vader klopt sussend op mijn schouder en mompelt: ‘’Het komt wel goed Fin. Weet je nog dat ik vroeger altijd vertelde over de boze watergoden in de lucht?’’ Ik kijk hem aan, knik en schiet dan in de lach. Op zijn wang staat een afdruk van het net. Hij krijgt het ook door en wrijft grijnzend over zijn gezicht.
‘’De watergoden zijn mij niet goed gezind vandaag. Eerst zorgen ze voor onweer en nu dit,’’ grapt hij. Ik weet wel dat mijn vader niet echt in de watergoden geloofd, het is maar een sprookje voor kinderen. Hij zegt het alleen maar om mij wat rustiger te krijgen.
‘’Misschien heb je ze iets misdaan?’’ raad ik glimlachend. ‘’Wat deden ze ook alweer wanneer ze mensen wilden straffen?’’
Mijn vader rolt met zijn ogen en geeuwt. ‘’Het is een verhaaltje, Finnick. Ik dacht dat jij laatst zei dat je te oud was voor verhaaltjes.’’
Ik por tegen zijn borst en smeek: ‘’Dit is een uitzondering. Alsjeblieft?’’
Hij lijkt even na te denken en geeft dan toe. ‘’Goed dan.’’

Diep in de donkere wateren van de grote oceaan, leefden eens twee geliefden.
Het waren doodgewone mensen die een vergiftigd zeewier hadden gevonden waardoor ze voor eeuwig in de zee moesten blijven ronddwalen.
De man en vrouw waren gelukkig samen, ondanks ze nooit naar hun families terug zouden kunnen keren. Een onzichtbare muur hield hem tegen.
Op een dag werd er een tweeling geboren, een jongen en een meisje.
Het meisje werd vernoemd naar de zee, ze noemden haar Coral. De jongen kreeg echter een veelgebruikte mensennaam: Hannic.
De familie leefden samen in vrede tussen de vissen en zeewezens.

Toen de Goden doorhadden dat de meerman en vrouw verliefd waren geworden en kinderen van de zee hadden gekregen, waren ze woedend.
De zeegod Poseidon had namelijk het vergiftigde zeewier in de wereld gebracht zodat de mensheid de geheimen onder water niet zou kunnen doorvertellen.

Poseidon reisde naar de Aarde met het doel om Hannic en Coral bij hun ouders weg te halen. De twee geliefden smeekten en schreeuwden om ze bij hen te houden, maar Poseidon hield voet bij stuk. Hij bracht ze naar het Godenrijk waar ze een gelukkig, maar streng opgevoed leven leidden.
Coral en Hannic werden nooit verteld dat ze eigenlijk mensen waren, hoewel ze wel zoiets vermoedde. Coral had lang, sneeuwwit haar en zong mooier dan de meeste andere Goden, die haar dan ook jaloers nakeken. Hoe kon een mensenkind nou beter zijn dan zij, die o-zo-machtige heersers?
Hannic daarentegen was erg populair bij de nimfen, die opgesloten waren voor hun daden. Ze hadden mannen verleid en uiteindelijk op een harde manier hen vaarwel gezegd. Hannic vond dat de nimfen onschuldig waren en ging vaak naar ze toe wanneer hij niet nodig was.
Layra, een nimf die inderdaad onschuldig was en nog nooit iemand kwaad had willen doen, zat altijd in een hoekje van haar vergrendelde kamer en zong de mooiste liederen.
Hannic en zij hadden nog nooit met elkaar gepraat, maar ze voelden dat ze verliefd werden.
Tegelijkertijd had Coral een oogje gekregen op Hermes, de boodschapper van de goden en god van de handel. Hermes bleek ook een zwak voor Coral te hebben en vertelde haar uit eigen wil dat ze geen dochter van Poseidon was, maar een mens.
Coral was in grote woede naar Hannic toegerend en herhaalde wat Hermes tegen haar gezegd had. Hannic was razend en samen gingen ze naar Poseidon toe.
Poseidon was al heel zijn onsterfelijke leven bang geweest voor dit moment. Hij wist dat de meeste Goden misschien de kant van Coral en Hannic zouden kiezen en dat hij dan niet zou winnen.
Poseidon gaf alles toe en bood aan om Coral en Hannic terug te sturen naar de mensenwereld, waar ze dan een normaal bestaan zouden kunnen hebben.
Coral weigerde meteen, ze was te dol op Hermes om afscheid te nemen. Ook Hannic stemde niet toe, maar hij vroeg in plaats van terug te gaan naar de zee om de vrijlating van Layra.
De zeegod kon moeilijk tegenstribbelen na alles wat hij de kinderen had aangedaan. Layra werd vrijgelaten en een paar dagen later trouwden ze al met Hannic. Coral leefde nog lang en gelukkig met Hermes.
Beide koppels kregen nog vele kinderen, die als bijnaam de watergoden kregen. Vandaag de dag zijn Hannic en Coral niet meer omdat zij niet onsterfelijk waren als de Goden. Maar de watergoden heersen nog steeds over ons district.

Ik heb moeite nodig om mijn ogen open te houden wanneer mijn vader de laatste woorden van het verhaal uitspreekt. ''Jij en je broer zijn vernoemd naar Hannic. Hariot en Finnick,'' zegt hij zachtjes. Ik knik slaperig.
''Waarom wilde Poseidon niet dat Hannic en Coral bij hun ouders bleven?'' vraag ik en wrijf in mijn ogen.
''Omdat ze een te groot gevaar vormden. Poseidon wilde de andere Goden niet herinneren over de bijwerking van het zeewier. De twee geliefden in de zee zouden sterker worden, krachtiger dan wie dan ook.''
''Dan welke God ook,'' fluister ik er achterna. Mijn vader knikt.
''Poseidon was bang dat Hannic en Coral nog sterker waren dan hun ouders en daarmee onoverwinnelijk. Maar hij had ongelijk.''
Verbaasd kijk ik op. ''Ongelijk? Hoezo ongelijk?''
Dit heeft mijn vader mij nog nooit verteld. We hebben nog nooit nagepraat na het verhaal over de watergoden, gewoon omdat ik nooit meer erover wil weten.
Maar nu is dat anders. ''Hannic en Coral waren zelfs minder sterk dan de Goden, omdat ze het zeewier niet rechtstreeks op hadden gegeten,'' legt mijn vader uit. ''En nu gaan we slapen.'' Hij zet mij van zijn schoot op de houten vloer. Ik schuif mijn voeten in mijn pantoffels. De storm is er niet minder op geworden, ik merk zelfs dat er een aantal planken uit de muur van het schuurtje zijn gerukt.
Hand in hand lopen we naar de deur, die nog voordat we de klink hebben aangeraakt openvliegt. De wind stormt naar binnen en met mijn volle gewicht leun ik er tegen in. ''Kom!'' schreeuwt mijn vader. Hij heeft zijn jas meegenomen uit de schuur en houd hem nu opengeslagen. Snel nestel ik mij in de jas en samen rennen we naar binnen, erg gehinderd door de wind. Één van mijn pantoffels word meegesleurd en verdwijnt in het donker.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen