‘’Annie, help met de kraam overdekken!’’ Mijn moeders schelle stem hoor ik van beneden schreeuwen. Zuchtend leg ik mijn pop weg en staar uit het raam. Grote, donkere wolken komen dreigend op Trident - het plaatsje waar mijn moeder en ik wonen - af. Vlug spring ik van mijn bedje en ren de trap af.
Ons huis staat net als veel andere huizen in een cirkel om het grote stadsPlein, waar vijf dagen per week de grootste markt van heel district 4 is. Mijn moeder en haar broer hebben een grote kraam met vissersartikelen, van netten tot emmers. Mijn vader heeft ons verlaten toen ik nog heel klein was.
Ik hoor in de gang al hoe de regen tegen de ramen kletst. Als de verkoopwaar nat worden, kunnen we de weekopbrengst wel schudden. Het leven in Trident is hard, ik vermoed dat we evenveel verdienen als een rijk persoon in district acht of negen, wat een schande is aangezien district vier één van de rijkste districten is. Iedereen in Panem denkt dat wij van de luxe leven. De vissers, ja, maar de verkopers daarentegen.... In andere districten zullen handelaren inderdaad meer verdienen, maar we zijn niet voor niets een vissersdistrict. Dan is het wel logischer dat vissers meer brood - of beter vis - op de plank hebben, aangezien er een enorme vraag is naar vis.
Ik ga op mijn tenen staan om mijn regenjasje van de kapstok af te halen. Snel trek ik hem aan en doe de deur open. De markt is één en al chaos. Vanuit mijn zolderraampje ziet de storm er nog redelijk onschuldig uit, niets om bang van te worden. Maar vanuit het ‘grondperspectief’ lijkt het wel alsof er een orkaan op ons af komt. Overal komen mensen - kinderen, volwassenen zelfs bejaarden - aansnellen met stukken zeil en tape om de koopwaar mee af te dekken. De regen vliegt iedereen om de oren en hier en daar worden takken ruw door de wind meegenomen. ‘’Annie, pak dat zeil aan!’’ tiert mijn moeder en ze wijst naar een punt van een groot, blauw afdekzeil, terwijl ze zelf met al haar kracht aan een andere hoek trekt. Mijn oom is nergens te bekennen.
Gehoorzaam loop ik naar de andere kant van onze marktkraam en ga letterlijk en figuurlijk aan de punt hangen, totdat het touw dat er aan hangt om een kleine paal slaat. Op elke hoek van de kraam staat zo´n paaltje, zodat daar het zeil omheen kan als het stormt zoals vandaag het geval is.
‘’Naar binnen!’’ schreeuwt mijn moeder en ik volg haar terug het warme huis in.

Ik ril wanneer er een windvlaagje ontstaat door de deur die dichtslaat.
Snel loop ik naar de woonkamer en ga daar op mijn eigen, kleine fauteuil zitten voor de open haard om op te warmen.
Mijn moeder port in het vuur met een pook en de vlammen laaien op.
De storm heerst niet alleen maar buiten, maar ook in het huis. Via de kieren dringen ijskoude luchten binnen en het dak kraakt en piept.
Angstig vraag ik beleefd aan mijn moeder of ik wat chocolademelk mag maken.
''Hou je mond,'' snauwt ze en gaat met een dik boek op de sofa liggen.
Mijn moeder is altijd één en al bot. Niet veel mensen mogen haar; onze buren hebben alleen contact met onze familie omdat ze mij zo aardig vinden.
Ik zucht bij de herinneringen van vroeger. Mijn moeder, zo nors en kortaf als ze altijd is, heeft een moeilijke tijd achter de rug na het vertrek van mijn vader. Haar broer - mijn oom dus - helpt haar met de marktkraam waardoor we nog wat verdienen. De laatste tijd is hij helaas vaker te vinden in de kroeg, stomdronken waardoor er geen normaal gesprek met hem te voeren is.
Daarom vermijdt ik hem ook zoveel mogelijk.
Neuriënd staar ik naar het knetterende haardvuur. Met een beetje fantasie kan iedereen er dansende poppetjes in zien. De vlammetjes zijn de mensen die alleen maar feest vieren, in een wereld naast de onze. Een wereld waar het niet verboden is om je eigen gang te gaan en in vrijheid te leven.
Ik schrik op als de klok elf uur slaat. Mijn moeder is in slaap gevallen met het boek op haar wang. Gedurende de avond heeft de storm zich alleen maar vergroot en ik word een beetje bang. Wat nou als ons huis het zou begeven? Snel probeer ik die gedachte te laten varen en sta op om wat eten voor mijzelf te maken.
In de keuken vind ik een koppel gezouten haringen, een pak melk en de wintervoorraad waar ik absoluut niet aan mag komen. Niet dat het bijna winter is, het is nog hartje zomer, maar mijn moeder vind dat je maar niet vroeg genoeg met hamsteren kon beginnen. Voor je het weet is er niets meer over om überhaupt je koelkast te bevoorraden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen