Hoofdstuk 1.
Sapphire - District 1
Het was een warme zomerdag. De zon stond hoog aan de hemel en brandde op mijn gezicht. Hijgend zette ik de kraan aan, worstelde me uit mijn "hypermoderne" - maar vooral hyperwarme - trainingskleren. Ze waren special ontworpen om het lichaam op een constante temperatuur te houden, maar ze faalde hopeloos: ik had het bloedheet, vooral na zo'n zware training als vandaag. Jaren was ik hier al mee bezig. Mijn leven bestond uit trainen, trainen en trainen. Van alles moest ik leren: vechten met messen, vechten met een zwaard, met een boog, klimmen, en andere dingen. In alles moest ik de beste zijn, want dan alleen kon ik meedoen aan dat ene waar iedere andere 18-jarige van droomde: de Hongerspelen. Officieel mocht je er niet voor trainen, maar het was moeilijk te controleren, en trouwens: waarom zouden ze? Van alle districten was district 1 het best bevriend met de Capitool, ze wilden dat we wonnen. En dus werd van alle 12-jarigen een selectie gemaakt: 5 jongens en 5 meisjes, dat waren dan de Beroeps. Gedurende hun leven - als ze dat überhaupt nog hadden - mochten ze trainen tot ze 18 waren. Een dag voor de Trekking werden bekend gemaakt welke jongen en welk meisje de beste waren, en zij kregen de eer om als vrijwilliger mee te doen. In andere districten was het een straf als je mee moest doen. Groot gelijk. Ik bedoel, hoe groot is de kans zo'n district de Spelen wint? Bedroevend klein.
Ik weet nog hoe trots ik was, o zo trots, dat ik als 12-jarige werd gekozen om te trainen. Het was net na mijn 12e verjaardag toen er twee deftige heren op bezoek kwamen. Mijn vader stuurde me naar boven, maar ik bleef verscholen op de trap luisteren. De ene man mompelde dat ik - één van de duizend anderen - was uitgekozen om Beroeps te worden. Om 6 jaar lang te trainen, en dan misschien mee te mogen doen aan de Hongerspelen. Ik weet nog hoe ik gelukzalig glimlachte: wat een eer! Mijn ouders keken iets minder blij, mijn moeder begon zelfs te huilen. 'Nu zal ze nooit écht kunnen leven,' snikte ze. Boos was ik naar mijn kamer gerend. Hoe durfde ze! Waren ze dan niet trots op me? Nu - jaren later - begreep ik ze. En als ik op die zeldzame momenten eens stil stond bij mijn leven, dan moest ik toegeven: ik had nooit echt kunnen leven. Altijd had ik getraind, mijn zere spieren genegeerd, niet gelet op de blaren op mijn handen, op de blauwe plekken op mijn benen, de bloedende wonden op mijn armen. Iedere morgen, zelfs als ik ziek was, sleepte ik mezelf naar de training. Tot mijn zestiende was ik naar school gegaan, met een cijferlijst waarmee ik een baan in het Capitool had kunnen krijgen. Maar het voelde leeg: wat had het voor zin? Misschien zou ik nooit 20 worden. Dat was ook één van de redenen waarom ik geen echte vriendinnen had - naast de reden dat ik überhaupt geen tijd had, trainen was alles wat ik deed. Het leek gewoon zo vreemd: vriendinnen worden met iemand, waarvan ik wist dat ik haar na mijn achttiende nooit meer zou kunnen zien. Want of ik nou werd uitgekozen om mee te doen aan de Spelen, mijn leven zou veranderen. Als ik de Hongerspelen zou winnen, zou ik verhuizen naar het rijkere - betere - deel van het District. Al zou ik niet winnen, dan zou ik vast en zeker een baan aangeboden krijgen in het Capitool. En bovendien, zou er serieus iemand rondlopen die mij - mijn leven - zou begrijpen? Ik dacht het niet.
Gulzig dronk ik uit de kraan en plonsde ik water in mijn gezicht om wat af te koelen. Achter me hoorde ik stemmen naderen. Ik zuchtte, droogde mijn hoofd af en plofte op één van de grote stoelen die buiten stonden.
Eén voor één kwamen de anderen naar buiten, hijgend net als ik, en ieder in net zo'n dom trainingspak: een strakke zwarte broek, met een strak zwart vest waar gouden strepen opstonden. Hoe belachelijk ze er ook uitzagen, ze waren veel beter dan onze winterkleren, die van wit dons gemaakt waren. De meeste zagen eruit als een sneeuwpop. Met een zucht plofte Jason naast me neer.
'Hé Saph,' groette hij me grijnzend.
Ik glimlachte terug. Jason was één van de weinige waarmee ik echt goed kon opschieten. Hij begreep me volkomen, hij zat namelijk precies in hetzelfde bootje. Ook hij was op zijn twaalfde uitgekozen om Beroeps te worden. Het enige verschil was dat hij de hoop op winnen allang had opgegeven, in plaats daarvan hoopte hij op een goede baan ergens ver weg van deze hel. Het was misschien vreemd dat juist een jongen mij het beste begreep, maar alle meisjes - de vier andere Beroeps - waren alleen maar concurrentie. Ik wilde de beste zijn, maar zij wilden dat ook. Er kon er maar één winnen en dat moest ik zijn. Dus ik trainde harder dan wie dan ook, mijn hele leven draaide om deze Hongerspelen. Ik wilde - nee, ik móest - de 25e Hongerspelen winnen.
Reageer (1)
Supppppper awesome verhaal! Je kan echt heel goed schrijven!
1 decennium geleden