1.2 De geur van bomen.
Lucy
‘Paarrraaaa paarraaaa paraadiseee!’ “Zing” ik mee met de muziek die uit mijn oortjes galmt. Ik schakel en de tractor hobbelt vrolijk verder. Ik kan dit bijna letterlijk met mijn ogen dicht. Zoals altijd draai ik een perfect bochtje aan het einde. Nog één baan en dan ben ik klaar met het egaliseren van het veld. Ik spring de tractor uit en loop richting de schuur. Ik verwissel mijn overal voor een zomerjurkje en mijn modderige laarzen voor All Stars. Ik loop door naar het woonhuis en kom via de bijkeuken de woonkamer binnen. Ik zie mijn moeder praten maar het enige wat ik hoor is Coldplay. Ik trek mijn oortjes uit mijn oren. ‘Huh?’ Ik ga zitten op de bank. ‘Jij en je muziek... Ik zei dat oma belde. Ze heeft hulp nodig met het opruimen van haar zolder.’ Ik onderdruk een zucht. Als je eenmaal bij oma binnen ben kom je daar moeilijk weer weg. ‘Goed.’ Mompel ik. Het is zondag, dat betekend dat ik klusjes en andere dingen moet doen op de boerderij. De rest van de dagen heb ik “vrij”.
Ik sta op en pak mijn mobiel en huissleutel van de salontafel. ‘Nou dan ga ik maar meteen. Heb ik nog een beetje een vrije middag.’ Dit keer zucht ik wel. Is het eindelijk mooi weer mag ik gaan rondneuzen op mijn oma’s zolder. Ge-wel-dig. Ik besluit het stuk te fietsen naar oma. Want ondanks dat ze in het huis naast ons woont, is dat nog best een eind. Onderweg bler ik weer mee met de muziek. Het is zomer, dat maakt me nou eenmaal vrolijk. Als ik mijn fiets parkeer op de oprit van mijn Oma’s boerderijtje zwaait de voordeur al open. ‘Joehoe!’ Roept ze vrolijk terwijl ze met haar hand wuift. Ik glimlach en loop richting de deur. Ze trekt me in een stevige knuffel en laat me dan lachend weer los. ‘Wat leuk dat jij mijn oude zoldertje op wilt ruimen.’ Op wilt ruimen? Nou, “willen” zou ik het niet noemen. ‘Geen probleem oma.’ Glimlach ik magertjes. ‘Als jij alvast begint dan kom ik zo wat te drinken brengen. De ventilator staat al aan.’ Ik loop de krakende trap op die meteen naar de kleine zolder leidt. Stapels dozen en oude schilderijen verwelkomen me zodra ik de laatste trede heb overleefd. ‘Dit gaat leuk worden.’ Mompel ik.
Tien dozen en vijf glazen water later sta ik vermoeid op. Even mijn benen strekken. Ik heb nog maar één doos te gaan. Het is niet normaal hoeveel troep ik al in vuilniszakken heb zitten. ‘Ok, Lucy-Joan Kleinse, nog één doos.’ Het is best raar hoe vaak ik tegen mezelf praat. Ik open de doos en een bos geur komt me tegemoet. Ik sluit mijn ogen en snuif diep. Net alsof ik echt in een bos sta. Het lijkt zelfs alsof ik vers gevallen regen ruik. Ja, vers gevallen regen is een geur. Ik open mijn ogen weer na mijn klein geniet-momentje. Wat gek. Het enige wat in de doos ligt is een boek. Ik haal het boek uit de doos en vouw de doos op. Dit boek kan wel bij de andere. Voordat ik het boek in de boekenkast zet ruik ik eraan. Bomen. Ik ruik de bomen. Ik lees de voorkant, het is een sprookjes boek. Vreemd. Ik zet het boek in de kast en loop naar de trap toe. Iets lijkt me terug te trekken. Terug naar dat boek. Ik schud mijn hoofd en loop de trap af. Man, ik heb dorst!
Reageer (1)
Ja, versgevallen regen in de bossen is echt een geur Het is alleen moeilijk te omschrijven. Beetje de geur van zand dat modder wordt en droog mos dat vochtig wordt.
1 decennium geleden