Foto bij Hoofdstuk7: De Vlucht.

Ik-persoon= Eradan.

Met ons drieën renden we door de natte stegen van Bree. Farin liep voorop en Andriel achter. Zo nu en dan kwamen we een vriendelijke man of vrouw tegen, die ons zelfs eten aanbood. Maar ook kwamen we kwade en verdrietige zielen tegen, wat vreselijk was om te zien.
Toen we een steeg uitliepen kwamen we op een groot plein en een standbeeld van een man op een paard in het midden. Vanaf het grote plein, zagen we een breed hek in de verte. "Daar!" schreeuwde ik.
Al gauw merkte ik dat Farin en Andriel me gehoord hadden. "Komop Andriel, geen tijd te verliezen!" schreeuwde Farin naar achteren. Het zou een lange tocht zijn dus ik ben benieuwd waar Aragorn nog meer heen gaat.. Toen Farin het gigantische hek opensloeg, stonden er drie grote reuze adelaars.
Belaram had bruine veren, maar er stonden nog 2 vogels. De iets grotere vogel van de twee heeft witte veren en de kleinste heeft prachtige paarse veren.
"Wees gegroet vrienden, jullie kennen Lord Gwaihir van 16 jaar terug al. Maar dit is Kelatoch." zei Belaram en hij wees met zijn snavel naar de paarse adelaar.
"Gwaihir, Belaram het is zo lang geleden. Hoe voelen jullie je, en wat hebben jullie allemaal gedaan in de afgelopen zestien jaar?" vroeg Farin.
"Dat lijkt mij iets om op de heenreis te vertellen." zei Gwaihir glimlachend.
Andriel stapte op Kelatoch af, en Farin op Gwaihir. Dus ik besloot om op Belaram te gaan reizen.
"ERADAN! Wacht! Geschrokken keek ik achterom naar het plein, waar de barvrouw uit Bree aan kwam rennen. Ze droeg een lang zwaard en een pantser.
"Eradan, laat mij meegaan!" zei ze, nog altijd met een hoge stem.
"Het spijt me, het is te gevaarlijk."
"Nee je snapt het niet! Ik kan vechten."
Even keek ik naar Andriel en Farin om te kijken of zij het goedkeurden. Andriel zag ik naar mij knikken, maar Farin schudde nee.
"Belaram vind je het goed dat de dame hier meegaat?" Vroeg ik nogal zenuwachtig.
"Jazeker, Eradan. Ik ben nog in een goede staat, wat mijn rug en veren betreft."
"JA!" Schreeuwde de dame uit en klom snel op Belaram. Ik zag Andriel met een glimlach naar Farin kijken.
"Wat is uw naam, vrouwe...?"
"Mijn naam is Lúthien Véneanár. Maar noem me maar.. Ehm.. Lucretia. Dat is mijn echte naam."
"Is Lúthien geen elvennaam?" vroeg ik.
"Dat is het wel. Ik ben hier in Bree opgevoed door elven. Het verhaal van mijn echte ouders .....Is iets wat ik niet weet."
"Hoe wist jij trouwens mijn naam?"
"Die man met dat kapje zei het. En jouw vrienden spraken gister continu over jou."
"Laten we vertrekken." Zei Andriel. "Houdt je goed vast iedereen!"

Na een paar uur hoog in de wolken zouden we dichtbij zijn. Ik vloog met Belaram voorop, en Kelatoch vloog in het midden.
"Mijn vrienden, kijk!" Ik wees met mijn hand naar de donkere wolken die boven de berg uit stegen..
"Gwaihir, daar is Carn Dûm, toch?" vroeg Farin.
"Dat is inderdaad zo, mijn vriend. Maar het blijkt dat Carn Dûm niet meer is.." Zei de sterke Gwaihir.
"We moeten observeren voor de zekerheid!" Kon ik nog boven de wind uitschreeuwen.
Opeens hoorde ik Farin schreeuwen: "De Nazgûl zijn hier!"
In paniek keek ik om me heen. Ik zag een paar grote schimmen die ook weer verdwenen. "We moeten gaan landen!" Schreeuwde ik naar Belaram, die antwoordde op mijn vraag. Toen we op de zijkant van de witte berg landen zag ik ook Kelatoch en Gwaihir landen. "Is iedereen nog heel vroeg Andriel bezorgd. "Ik wel!" schreeuwde Lucretia die haar zwaard trok.
"De Nazgûl zijn nog niet weg, bereidt je voor op een gevecht!" schreeuwde ik.

Reageer (4)

  • LynnBlack

    Lucretia, leuke naam heb ik ook gebruikt in een verhaal van mij maar die staart niet op quizlet... ;)
    Great chapter! Snel verder pleasee?

    1 decennium geleden
  • Eldilote

    Idd spannend! Snel verder!

    1 decennium geleden
  • jacajan

    Zooo spannend, en Lucretia is een aanwinst :-) ga door!!!

    1 decennium geleden
  • Kobyla

    Nazgûl zijn echt naar....
    Snel verder!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen