Deel Twee || Twee
Ik wist meteen dat het verkeerd was toen ik het onbekende nummer op het oplichtende scherm van mijn telefoon zag staan. Maar dat het zo verkeerd zou zijn, had ik in mijn ergste nachtmerries nog niet kunnen bedenken.
Met trillende handen drukte ik op het groene knopje en bracht de telefoon naar mijn oor.
“Hallo?” zei ik schor.
“Juffrouw Naviszen?” klonk een zware stem aan de andere kant van de lijn.
“Ja?”
“Ik ben bang dat ik slecht nieuws heb…”
Mijn wereld stortte in. “Vas happenin’?” fluisterde ik.
“Ik denk dat het beter is als u naar het ziekenhuis komt. Daar zal alles uitgelegd worden.”
“Het… ziekenhuis?” Ik hapte naar adem. Bezorgd keken Evanna en Suzanne me aan. Ze waren gestaakt met hun mascara en krultang en probeerden iets mee te krijgen van de conversatie die ik voerde. “Ik kom eraan…”
Ik hing op en staarde wezenloos voor me uit. Ik wist het wel. Mijn gevoel had het nooit mis.
Met Evanna en Suzanne die links en rechts van mij liepen, allebei met een helpende arm om mijn middel, liep ik het ziekenhuis binnen. Ik wist meteen naar wie ik toe moest, omdat er een man in pak stond die mij blijkbaar herkende en meteen op me af liep.
“Ben jij Tessa Naviszen?” vroeg hij. Ik knikte, niet in staat om antwoord te geven.
“Dan heb ik slecht nieuws voor je,” zei hij.
“Dat had ik al te horen gekregen,” mompelde ik.
“Kom maar mee,” zei hij, mijn woorden negerend. Zenuwachtig volgde ik de man. We gingen met de lift, maar ik was te bang om te zien naar welke verdieping. We liepen naar een kamer, waar net een verpleegster uit kwam lopen. Ze keek op van haar klembord en scheen de man de herkennen.
“Er mag een iemand naar binnen,” meldde ze, alvorens zich weer verder te haasten. Niemand leek te twijfelen aan wie dat zou moeten zijn. Ik voelde de armen van mijn twee beste vriendinnen van mijn middel glijden. Ik diepte mijn telefoon uit mijn broekzak en gaf die aan Suzanne.
“Bel Harry voor me, en vertel hem de situatie. Hij en zijn vrienden zullen geen feestje krijgen vandaag, geloof ik.”
“Welke Harry?” vroeg ze toen ze door mijn contactenlijst scrolde. Ik glimlachte zwakjes, al deden mijn ogen niet mee.
“Hij staat onder de naam ‘Hazza’.”
Haar ogen werden groot. “Bedoel je dat –”
Ik knikte, draaide me om en haalde diep adem, voor ik de kamer instapte.
In het bed in de kamer, met allemaal draadjes en slangetjes en monitoren, lag Louise. Haar ogen waren gesloten en al het bloed leek weggetrokken uit haar gezicht.
Ik voelde mijn mond droog worden en viel op de stoel naast het bed. Ik beet op mijn lip en staarde naar haar. Haar haren waren verbrand. Mijn ogen begonnen te tranen. Ze drupten van mijn wangen op mijn shirt, bevlekten ze en verpestten de stof.
“Louise…” fluisterde ik schor. Ik legde mijn hand op haar arm, en schrok er van hoe droog die was. Ze had een paar brandplekken verspreid over haar arm, en één op haar wang. Ze waren niet groot, maar staken fel af tegen haar huid. Ik legde mijn hoofd in mijn handen. Hoe kon dit gebeuren?
Na een lange tijd zo gezeten te hebben, zag ik een dokter bij de deur staan. Hij wenkte me. Als in een waas rees ik op uit de stoel en liep de kamer uit, zonder naar Louise te kijken.
“Komt ze er bovenop?” vroeg ik zacht. De dokter klemde zijn klembord steviger tegen zijn borstkas.
“De kans dat ze overleeft bestaat. Maar is wel slechts 17%...” antwoordde hij. Ik knikte.
“En mijn ouders?”
De dokter haalde diep adem. Ik had medelijden met hem. Het was niet makkelijk om zoiets te moeten vertellen.
“Je vader is overleden bij de brand. Je moeder… Ze lag hier in een kritieke toestand in op de IC. Ze is twee uur geleden overleden.”
Toen stortte mijn wereld pas echt in.
Reageer (1)
WAT
1 decennium geledenWAT
WAT
Ik heb hier niet eens woorden voor