6 ---- HOW DO YOU RATE THE MORNING SUN
Iets langer dan de rest (sorry!), ik kon niet stoppen...
Hope you like it!
zaterdag
Ik fiets de hoek om en ineens valt mijn oog op Jana. Ze staat op de hoek van de straat en ik bedenk dat ik haar nog moet spreken, haar feestje was me compleet ontschoten, het lijkt nu zo onbelangrijk. Als ik dichterbij kom, zie ik dat ze steeds iets opgooit, om het dan met weer op te vangen in haar andere hand. Naast haar staat een meisje, volgens mij uit het jaar onder ons.
‘Hey, vangen’, roept ze als ze me ook ziet, en net op tijd steek ik mijn hand op om het voorwerp op te vangen. Het blijkt een sleutelbos te zijn en even grijns ik, een van onze oude spelletjes. Dan bedenk ik wat ik moest vertellen en de glimlach verdwijnt van mijn gezicht.
‘Ik spijt me echt, maar ik kan vanavond niet naar je feestje komen’, val ik met de deur in huis.
Even kijkt Jana me vreemd aan. ‘Meen je dat? Waarom?’ Even kijkt ze verbaasd, maar dan lijkt het kwartje te vallen en boos gaat ze verder: ‘Oh, ik begrijp het al. Je wilt zeker gezellig bij die Dan van je zijn? Uithangen met een of andere jongen is zeker belangrijker voor je dan het feestje van je beste vriendin! Nou, bedankt hoor.’ De laatste woorden komen naar buiten als een snauw en haar gezicht staat op drie dagen onweer. In mijn ooghoek zie ik dat het meisje van wie de sleutelbos is, weg probeert te sluipen.
‘Laat me even een paar dingen duidelijk maken. Drie dingen om precies te zijn.’ Als zij het hard kan spelen, kan ik dat ook. Heel even voel ik de woede opborrelen, dan onderdruk ik het om op ijzige toon verder te gaan. ‘Één: Dan is meer dan ‘een of andere jongen’, ‘je geliefde’ zou een betere benaming zijn. Twee, je bent mijn beste vriendin niet meer. En drie, het gaat hier niet om ‘gezellig uithangen’ maar om een zaak van leven of dood.’ Ik wil me omdraaien om weg te fietsen, maar dan bedenk ik nog iets. ‘Oh ja, en vier: stop met dat kinderachtige gepest van je!’ Ik geef de sleutelbos terug aan het meisje, wat zich omdraait en wegrent, en zelf fiets ik ook snel weg.
Als ik voor het ziekenhuis sta, slaat de twijfel toch even toe. Waar ben ik aan begonnen? Zenuwachtig bekijk ik het sms’je wat ik vanmorgen kreeg:
Ben alsnog opgenomen, lig op kamer B213, je weet de weg.
Love you – Dan
Natuurlijk weet ik de weg, B213 ligt op de afdeling waar hij al vaker gelegen heeft en ik vind de weg blindelings. Maar ik loop niet zo de kamer in, want ik weet dat Dan datgene wat ik nu ga doen, sowieso zou afkeuren.
‘Zuster, is dokter Snow in de buurt? Kan ik hem spreken?’
‘Ja hoor, hij is op zijn kantoor, waarom wil je hem spreken?’ antwoord de zuster vriendelijk. Dan valt haar oog op de deur waar we naast staan en haar stem daalt een stukje: ‘Oh wacht, was jij niet de vriendin van Dan? Ik breng je meteen naar dokter Snow toe.’ En direct wijst ze me de weg.
Ik heb dokter Snow al vaker gesproken en hij herkent mij ook. Warm schudt hij me de hand en bied me een stoel aan.
‘Zo Nina, kom je voor Dan?’
‘Ja, meneer’, stamel ik, nu toch zoekend naar woorden. ‘Nou ja, ik kom voor hem, maar ook voor mij. Ik weet niet zo goed hoe ik het moet vragen. Weet u nog waar we het de vorige keer over hadden?’ Even licht zijn gezicht op, maar blijkbaar wil hij het uit mijn eigen mond horen, dus terwijl ik de neuzen van mijn schoenen bestudeer, ga ik op fluistertoon verder: ‘Ik wil mijn lever aan hem doneren. Nu is het echt nodig, toch?’
Even wordt het stil en, voor een fractie van een seconde, bloeit de hoop dat het toch niet nodig is. Dat het op wonderbaarlijke wijze weer beter met hem gaat. Maar dan verbreekt dokter Snow de stilte.
‘Ja, het is nu eigenlijk wel nodig. Zonder donatie denk ik niet dat hij nog langer dan twee weken zal overleven, hoewel de kennis op dit gebied nog erg onzeker is. Het probleem met Dan is dat zijn biologische familie onbekend is en het daardoor heel lastig is om een geschikte donor te vinden, maar daar ben je volgens mij al van op de hoogte’, de dokter begint op een zakelijkere toon te praten en pakt een dik dossier uit een van de lades van zijn bureau. ‘Als ik het goed heb, ben je al eerder doorgetest en bleek toen dat jouw lever wel geschikt zou zijn, dus medisch gezien zou het mogelijk zijn. Ik heb je ook al vaker gesproken en ik geloof dat je het echt wilt, dus misschien kunnen we het beste de praktische kant bespreken.’
Verbaasd dat het zo snel gaat, knik ik. Dan besef ik dat dit voor dokter Snow ook een soort noodgeval is, want iedere vertraging verkleint de kans van slagen.
‘Klopt het dat je ouder dan 18 bent?’ vraagt hij en snel knik ik. ‘Mooi, want anders had deze donatie niet eens gemogen. Je bent je bewust van de risico’s?’ Ik slik een brok in mijn keel weg. Ik ken de cijfers maar al te goed. Kans op complicaties: 8 tot 23 procent, kans op overlijden: 0,1 tot 0,5 procent. Één op de tweehonderd, meer niet. En dapper knik ik, waarna dokter Snow weer verder gaat. ‘Dan heb ik nog een getuige nodig die kan verklaren dat je een goede band met Dan hebt, dat je dit uit liefde voor hem doet en dat je niet onder druk staat. Eén van de ouders is het meest gebruikelijke.’ Bijna automatisch wil ik weer knikken en dan bedenk ik me.
‘Ik wil mijn ouders hier liever buiten laten en een gesprek met Dan zou al duidelijk maken dat ik dit niet onder druk doe. Hij wil niet eens dat ik dit doe.’
‘Ik ken de situatie, maar ik moet de procedure volgen. Bovendien is het echt veel beter om je ouders hier in te betrekken, ook voor hen is dit een ingrijpend besluit, weet je.’ Aan het einde klinkt zijn stem sussend, bijna betuttelend en ik moet me invallen niet mijn beheersing te verliezen.
‘Het spijt me, ik houd mijn ouders hier echt buiten. Ik ben meerderjarig, dus ik heb het recht dit zonder hen te regelen.’
‘Oké… Heb je dan wel een andere getuige in gedachten?’
Even moet ik nadenken, dan verschijnt er een gezicht voor mijn geest.
‘Ja, een vriend van mij en van Dan, ik zal hem direct opbellen.’
En ik zit met de telefoon in mijn hand, als Dan woedend het kantoor van dokter Snow binnen stormt.
Langzaam wordt ik me weer bewust van mijn omgeving. Het eerste wat ik me besef, is dat ik een pyjamabroek draag, iets wat ik normaal nooit doe. Het tweede wat ik merk, is dat ik niet in mijn eigen bed lig. Daarna gaat het heel snel: ineens voel ik een stekende pijn in mijn buik en ik bedenk dat ik net uit de operatiekamer gekomen moet zijn. Ik kijk opzij en zie Julian naast mijn bed zitten.
‘De operatie verloopt goed’, fluistert hij, ‘als het goed is komt Dan over een uurtje ook naar buiten’.
Gerustgesteld leg ik mijn hoofd weer neer.
Als ik mijn ogen opnieuw open, is de pijn in mijn buik erger geworden. Ik probeer mijn arm onder me te duwen, om rechtop te gaan zitten, maar het lukt niet, ik ben niet sterk genoeg. Angstig kijk ik Julian opnieuw aan en hij kijkt geruststellend terug.
‘Dan is goed en wel uit de operatie gekomen. Hij is een half uur geleden ook wakker geworden.’
Gefrustreerd probeer ik mijn hoofd te schudden, maar ook dat lukt niet.
‘Nee… Het gaat om mij’, fluister ik, nauwelijks hoorbaar, ‘ik kan mijn armen niet meer bewegen.’
Nog geen minuut later staan er een verpleegster en een arts naast mijn bed, een grote inwendige bloeding is de conclusie. Kans op overleven: 10 procent, kans op sterven 90 procent. De koude, harde cijfers doen pijn.
Even voel ik mezelf boos worden, maar dan besef ik dat ik wist dat dit kon gebeuren. Ik kende het risico en ik aanvaardde het. Vastberaden kijk ik de arts aan.
‘Ik ben geregistreerd orgaandonor, Dan heeft ook een nier en een nieuwe long nodig. Wilt u…’
‘Ik snap het’, klinkt van de andere kant en ik herken vaag de stem van dokter Snow. ‘Als dit misgaat, zal ik er persoonlijk voor zorgen.’
Dan kijk ik Julian aan en fluister nog een keer:
‘Vertel Dan dat ik van hem houd. Ik heb dit voor hem over, voor zijn leven. Vertel hem dat hij moet genieten van zijn nieuwe leven. Alsjeblieft?’ En als Julian knikt, wil ik opnieuw wegzakken, maar ik bedenk dat ik nog één ding wil zeggen, hoewel ik niet goed weet waar het vandaan komt.
‘Ik houd ook van jou, wat er ook gebeurd is.’
Reageer (1)
Ik ga huilen zo. *snif*
1 decennium geleden