1 ---- THE SUN IS IN THE EAST
donderdag
Gym, het verschrikkelijkste vak van de dag. En de docent is op het onzalige idee gekomen om te oefenen voor de coupertest. Alsof één keer jezelf dood rennen nog niet genoeg is, doen we dat nu wekelijks, om alvast te oefenen. Natuurlijk, want er is ook veel oefening nodig om zo hard te kunnen falen als ik nu doe. Gewoon twee rondjes rond het voetbalveld. Aan het begin klonk het best redelijk, maar na een half rondje zakte dat gevoel weg. Ondertussen is de hele klas al klaar, behalve ik natuurlijk. Vaag hoor ik meneer Plank vragen wie er nog loopt, maar ik heb de energie niet om te antwoorden. Helaas grijpt Jana die kans direct aan en ze geeft alvast antwoord voor me. ‘Er loopt helemaal niemand meer, meneer. Ni-na-ni-na-ni-na-niemand.’ Die bijnaam is een vast nummertje, en ik ben nog geen twee passen verder voor de rest van de groep haar bijvalt. ‘Ni-na-ni-na-ni-na-niemand… Ni-na-ni-na-niemand.’
Ik voel de tranen al opkomen, maar boos bijt ik op mijn tong. Ik laat ze niet over me heen lopen! Mijn ogen beginnen vochtig te worden. Ze zijn het niet waard! De eerste traan komt op in mijn ooghoek. Snel veeg ik met de rug van mijn hand langs mijn oog en daarna strompel ik over de finish. ‘Ben je daar eindelijk, Nina’, sneert meneer Plank. Of het ligt aan zijn vak, of gewoon aan zijn persoonlijkheid, is me niet duidelijk, maar hij is de verschrikkelijkste docent die ik heb. Ergens heeft hij er gewoon plezier in om me te zien lijden, wat het alleen maar makkelijker maakt voor Jana om me te treiteren. Zo voorzichtig mogelijk schuifel ik naar achteren en ik probeer te verdwijnen in de massa van de rest van de klas.
Helaas heeft meneer Plank de smaak te pakken, dus wordt het eindspel tikkertje. En natuurlijk begin ik als tikker. Ik ben nog nauwelijks bijgekomen van het rondjes rennen, dus ik heb bij lange na niet de energie om iemand te tikken. Gelukkig houdt de marteling na ruim vijf minuten op, omdat we ons moeten gaan omkleden. Wanneer ik als laatste in de kleedkamer aankom, heeft Jana mijn broodtrommel uit mijn tas gevist en de hele groep is fanatiek aan het overgooien. Eerst negeer ik het, terwijl ik me snel omkleed, maar daarna wil ik hem toch echt terughebben. ‘Geef mijn broodtrommel terug’, roep ik boos, maar ik weet dat het geen nut heeft. ‘Maar dat is niet jouw broodtrommel’, antwoordt Jana semi-verbaasd. Ik vervloek mezelf dat ik zo dom geweest ben om ze deze prachtige voorzet te geven, terwijl het spreekkoor weer ingezet wordt: ‘Die broodtrommel is van Ni-na-ni-na-ni-na-niemand… Die broodtrommel is van Ni-na-ni-na-ni-na-niemand…’
De tranen stromen over mijn wangen van machteloosheid, en ik pak gris mijn tas en jas mee, woedend dat ik me zo laat kleineren. Terwijl ik naar mijn fiets loop, besluit ik niet meer terug te gaan naar school, ik zie het niet zitten om zo weer de klas in te moeten. In plaats daarvan fiets ik de andere kant uit, naar de enige plaats die me op zo’n moment troost kan bieden.
Een paar minuutjes later zet ik mijn fiets in de fietsenstalling, en loop de grote draaideuren van de bibliotheek door. Stilletjes loop ik naar de jeugdafdeling, waar ik een van mijn favoriete boeken van de plank vis, en sluip de trap op. Aan het einde van het gangpad met geschiedenisboeken, ga ik tegen de muur aan zitten lezen. Hier komt geen mens, dus wordt ik in elk geval met rust gelaten.
Ik wordt uit mijn boek gehaald door een hand op mijn schouder. Als ik opkijk, kijk ik recht in een paar bruine ogen. ‘Gaat het, Nina?’ vraagt een zachte stem, terwijl de hand een traan van mijn wang veegt. Het is Julian, mijn vriendje en al jaren mijn steun en toeverlaat. Hij gaat naast me zitten en terwijl ik mijn hoofd tegen zijn schouder leg, glijdt mijn blik over de klok aan de muur.
‘Je hebt toch nog les?’ vraag ik enigszins verbaasd.
‘Dat is niet belangrijk’, fluistert Julian, terwijl zijn hand over mijn rug wrijft. ‘Sorry dat ik pas zo laat kwam. Ik ontdekte pas op school dat je er niet was, en ik kon moeilijk zo uit de les lopen, dus ik moest wachten tot de bel.’ Ik wil vragen hoe hij wist dat ik hier was, maar dan bedenk ik hoe dom die vraag is. Dit is al zo vaak gebeurd en ik ga altijd naar dit plekje van de bibliotheek, dus dat was niet zo moeilijk om te bedenken.
‘Zullen we gaan genieten van onze vrije middag?’, stelt Julian voor, als het een tijdje stil blijft.
‘Hoef jij dan echt niet terug de les in?’ sputter ik nog tegen.
‘Nee, natuurlijk niet. Waarom zou ik naar school gaan, als ik ook met jou naar het park kan gaan?’
Reageer (1)
Zo zielig voor Nina !
1 decennium geleden