Foto bij Chapter 44

plaatje Jubileus de Schepper, als ze al haar kracht heeft verzameld


(I know, Jubileus is van Bayonetta, niet van Assassins Creed. En Arceus, Dialga en Palkia zijn van pokemon. Maar ik heb goden nodig, jongens. Don't be too hard on me)

Ik sta recht voor haar. Mijn hart klopt in mijn keel. 'Wie is mijn vader, moeder? Wie is het? Vertel het me! Ik smeek het u. Wie ben ik? Wat ben ik? Er is zoveel dat ik nog niet begrijp.' Ze schudt haar hoofd. 'Er is geen tijd, Altair. Lees het boek. We zullen elkaar snel weer zien. Vind de tempelier, en activeer de Appel. En pas op met haar. Ze is niet wie ze zegt te zijn. Dat is alles wat ik nu kan zeggen.' Ze begint te vervagen. Ik schud mijn hoofd. 'Ik snap het niet. Wie bedoelt u? Alstublieft, zeg het me!' Ze is weg. Mijn ogen beginnen te prikken, en ik zak door mijn knieën. Ze is weg. 'Altair?' Ik draai me om. Voor me staat Maria. 'Gaat het wel?' Ik veeg mijn tranen weg, en sta op. 'Ja hoor. Het gaat prima.' Ik trek mijn neus op. 'We moeten naar Gaspard toe. Samen met hem moet ik de appel activeren.' Haar houding verandert. 'Echt? Zei ze dat? Wie denkt ze wel niet dat ze is? Omdat ze nu toevallig de Schepper is, betekent nog niet dat ze ons maar wat rond kan commanderen. Ze is mijn moeder niet.' Dit klopt niet. Ik sprak in een onbekende taal. Hoe weet zij haar naam? 'Je bent een volwassen man. Je luistert toch niet meer naar je moeder?' Hier klopt iets niet. Hoe weet zij dat het mijn moeder was? 'Hoe weet je dat?' vraag ik haar. 'Wat?' vraagt ze. 'Dat het de Schepper was, en dat ze mijn moeder is? We spraken in een of andere vreemde taal.' Ze wordt bleek. 'Ehm...Ik...Nou ja...' Ik loop naar haar toe. 'Hoe weet je dat?' vraag ik haar nog eens, dit keer dringender. Ik loop naar haar toe. 'Hoe kan jij dat nou weten? Ik weet het ook pas sinds net. Versta jij die taal? Vertel me de waarheid, Maria.' Ze slikt even. 'Alsjeblieft, Altair. Je begrijpt het niet. Ik moet het doen.' 'Wat moet je doen? Wees duidelijk.' Ze begint te huilen, en schudt haar hoofd. 'Ik kan het niet uitleggen. Maar je mag de appel niet activeren.' 'Ik moet wel, Maria. De wereld staat op instorten.' Ze kijkt me aan. 'Weet je wel wie Jubileus is?' Ik rol met mijn ogen. 'Zij heeft de aarde gecreëerd, toch?' 'Dat niet alleen. Ze werd op een gegeven moment te machtig. Ze begon de wereld te teisteren met de meest vreselijk rampen, van aardbevingen tot plagen. De mensen gingen dood. Toen kwam Arceus de Almachtige in beeld. Hij heeft haar, met behulp van Dialgia, god van tijd, en Palkia, godin van de wind. Samen hebben ze haar opgesloten, in deze tempel, en een groot deel van haar macht in de appel gestopt. Als je de appel activeert, onstaat er een apocalyptische situatie. Als Jubileus de appel in haar bezit krijgt, kan ze iedereen commanderen die ze maar wilt. Zelfs Arceus kan haar dan niet meer tegenhouden.' Ik denk na. 'Ze heeft tegen je gelogen, Altair. Ze is je moeder niet eens! Jubileus heeft nooit kinderen gehad, buiten Dialga en Palkia.' 'Ze zei dat ik moest oppassen.' Maria knikt. 'Ja, ze waarschuwde je voor mij. Omdat ik het weet. Je moet de appel verstoppen. Vernietigen is onmogelijk. Als het je al lukt, zal je alsnog haar kracht loslaten op de wereld.' Ik kijk Maria aan. 'Hoe weet jij dit allemaal?' vraag ik haar. Ze zucht. 'Arceus heeft me gewaarschuwd, in mijn dromen. Hij zei, dat ik een man zou ontmoeten. Hij zou op zoek gaan naar de appel, en zo Jubileus haar kracht teruggeven. Daarna zou hij proberen haar tegen te houden, maar sterven. En de wereld zou ten onder gaan. Hij heeft me over jou verteld. Over hoe je bij de assassijnen ging, en je beste vriend verloor, en je broer...' Ze streelt mijn wang even. 'Hij vertelde me, dat ik hem snel zou gaan ontmoeten. Ik zou hem bij de kerk vinden, bewusteloos. Ik moest goed voor hem zorgen, en hem niet kwijtraken. Dat is trouwens wel even gebeurd. En Arceus heeft me daarvoor ook gestraft.' Ze slikt even. Ze trekt langzaam haar mouw omhoog. Mijn ogen worden groot van verbazing. Op haar arm staat een soort brandteken. Het is het teken van een kruis. Ik laat mijn hand erover glijden. 'Heeft hij dit gedaan?' vraag ik haar. 'Min of meer. Hij nam bezit van mijn vader, en zo heeft hij me gebrandmerkt. En het zal niet verdwijnen, voordat Jubileus verslagen is. Het is een wonder dat je het niet eerder hebt gezien. Je weet wel, toen we...Nou ja, doet er ook niet toe.' Ik kijk naar de Appel. Is het waar? Spreekt ze de waarheid? Ik laat het voorwerp in mijn hand draaien. 'Hoe weet ik dat je de waarheid spreekt? Ze beweerde dat ze mijn moeder is. Ze leek zo zeker van haar zaak.' 'Natuurlijk, Altair. Ze is een godin. Het is voor haar een koud kunstje om mensen te manipuleren.' Ik kijk haar aan. Ze lijkt best wanhopig. 'Vertel me iets over mezelf, dat ik je nog niet verteld heb. Dan zal ik je geloven.' Ze slikt even. 'Goed. Toen je 8 was, heb je een wolfje gevonden. Je nam het mee naar huis, en verzorgde hem. Toen je 17 was, werd hij afgeschoten door een jager.' Met grote ogen kijk ik haar aan. 'Hoe weet je..' Ze schudt haar hoofd. 'Arceus, Altair. Hij heeft het me verteld.' Ik moet haar wel geloven. 'Oké, ik geloof je.' Ze omhelst me, en drukt haar lippen op de mijne. Ik sluit mijn ogen, en geniet van het moment. 'Ik ben je zo dankbaar, Altair. Kom, we moeten de appel verstoppen. De tempeliers zitten ons op de hielen. We moeten in contact met Arceus zien te komen.' 'En hoe doen we dat?' Ze pakt mijn hand vast. 'We moeten terug naar Masyaf gaan. Daar zal hij verschijnen.' Ik hoor opeens wat gerommel. 'Het moet hier zijn! De deur zit potdicht!' 'Ga dan terug, en haal een stormram, jij idioot!' Het is Gaspard, en Harim. Mijn bloed begint te koken. Harim, de moordenaar van mijn broer. 'Kijk daar!' zegt Maria. Ze wijst naar een hoek. Ik kijk eens wat beter. Het is een tunnel. Natuurlijk, daar kunnen we doorheen. 'Waar zou hij naartoe lijden?' vraagt Maria. 'Ik weet het niet, maar ik heb geen zin om hier nog langer te blijven.' Ik stop de appel in mijn buidel. We lopen ernaartoe. Maria kruipt er als eerste doorheen. Ik ga als laatste. Voor de zekerheid schuif ik er nog een grote steen voor. Dan kruip ik achter haar aan, de duisternis in.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen