Hoofdstuk2: Eradan.
"Ontspan je boogarm, Eradan."
Ik ontspande mijn arm en liet mijn rug het werk doen en toen het hert eindelijk stil stond, liet ik de pijl in mijn boog los, en met een volle snelheid vloog hij op het hert af, maar net op het laatste moment sprong hij weg.
"Wanneer springen die beesten eens niet weg?" zei ik grommend.
"Eradan, je kan ook eens net een stukje verder schieten, want als het hert dan naar voren springt, raak jij hem."
Kwaad wierp ik een boze blik naar mijn mentor en liep ik verder door de Ettenmoors, op zoek met mijn mentor naar een nieuwe prooi.
Na enkele minuten kwamen we bij een pad.
"Laten we het pad volgen, misschien komen we een handelaar tegen die ons misschien wat eten aanbiedt."
Ik keek nog eens naar mijn mentor om te ontdekken of hij het een goed idee vond, en hij knikte naar mij als antwoord. Stil slopen we langs de weg, op zoek naar een handelaar.
"Eradan, laten we teruggaan, het is nog zo ver."
Ik schudde mijn hoofd. En fluisterde: "Mentor, kijk!"
Met onze ogen en oren gespitst keken wij naar een afgebrande kar die wat dieper in het bos lag, tegen een rots aan. Ik kroop naar de kar, terwijl mijn mentor stil bleef staan.
"Eradan, niet doen!" hoorde ik mijn mentor sissen.
Mooi niet dacht ik en wierp nog een boze blik naar mijn mentor, die hulpeloos terugkeek. Ik raakte wat hout aan, dat wat verder van de koets op de grond lag. "Mentor, het is nog warm, de dieven zijn dichtbij." Ik wachtte op een reactie, maar kreeg niks te horen. Toen ik nog eens omkeek, was hij weg. Lafaard... Maar ik gaf de zoektocht niet op, want als ik de dieven kon vinden, en als die meerde karren beroofd hadden, kon ik terugkeren met een berg eten aan mijn zijde. En toen zag ik het... Een lijk met een paar verse wonden in zijn nek, die zeker van een mes waren. Als ik nou eens een paar voetsporen kon vinden in de bladeren... Ik zocht de grond af en opgelucht liep ik naar wat ingedeukte bladeren, waar zeker iemand gestaan had, maar deze voetsporen waren nogal... merkwaardig. Van een afstand volgde ik de voetsporen, hoewel het moeilijk was om dat voetsporen te noemen. Toen ik langs een grote heuvel liep, hoefde ik al niet meer verder te zoeken. Hard gelach kwam van een kamp waar vijf Orks zaten te eten. Snel verstopte ik me achter een boom en observeerde ik ze. Twee hebben een boog, twee een speer en die andere, zeker de leider, heeft een hakmes. Ik voelde of mijn zwaard nog in mijn houder zat, en dat was zo. Ik trok mijn boog omhoog en nam een pijl uit de koker. Ik spande mijn boog en richtte op één van de Orks die ook een boog in zijn handen had. Ontspan je boogarm... Ik liet de pijl nogmaals los, en... hij was raak. Snel zorgde ik ervoor dat ik nog een pijl kon afvuren, die ik in de geschrokken Ork met de andere boog wilde schieten. In zijn strot. Met een glimlach trok ik mijn zwaard en sprong weg van de boom. Drie Orks renden op mij af, en de twee gespeerde orken liepen voorop. Toen één van de twee mij wilde doodsteken, sloeg ik de speer weg en maakte ik er een einde aan. Nog twee te gaan. Ik liep achteruit en haalde een vlijmscherp mes tevoorschijn, dat ik zou gooien naar de leider. Dat lukte, met een klap viel hij op de grond en de overgebleven Ork staarde beangstigend naar mij. Hij smeet zijn speer op de grond en rende zo hard als hij kon weg.
Ik liep naar het eten waarvoor ik gekomen was. Veel was er niet over, maar veel had ik ook niet nodig.
Zuchtend liep ik weer weg. Op naar het kamp maar weer...
Eenmaal aangekomen in de nacht, staarde iedereen van het kamp naar mij. Ik gooide de zakken die ik had meegenomen op de grond en liep naar mijn mentor.
''Ik zei toch dat jij mij moest vertrouwen?'' Ik wilde naar mijn tent lopen, maar mijn mentor dacht daar anders over.
''Ho ho, waar gaat dat heen? Ik heb hier een brief voor je."
Kortaf nam ik de brief aan en vluchtte mijn tent in, voordat er nog meer vragen werden gesteld en opmerkingen werden gemaakt. Ik keek naar de zegel, en toen ik het embleem van Aragorn zag staan, maakte ik de brief snel open.
Gegroet Eradan, Jager en Verkennen van de Dúnedain.
U wordt verzocht uw huidige kamp te verlaten voor extreme maatregelen tegen het duister.
Zoals u misschien al weet, worden Orks en Uruk Hais gespot in de gebieden in Midden-Aarde en is Agandaûrs lijk vermist.
Graag zien we u terug in Bree, waar u mogelijk de rest van het broederschap zult treffen: Farin, kampioen van Erebor en Andriel, Kennis bewandelaar van Rivendell, die u wellicht wel kent van het eerdere avontuur tegen Agandaûr. Vaarwel.
Eindelijk weg van dit rattenhol.
Met een grijns ging ik naar buiten en nam een kleine zak met groentes en fruit mee. Ik stal het zwarte paard van mijn mentor, de man keek me verbaasd aan en ik reed weg. Ter informatie gooide ik de brief en de zegel op de grond.
Reageer (2)
Bladwijzer, abo; supergaaf verhaal!
1 decennium geledenAgain nice!
1 decennium geledenSnel verder!