Altijd heb ik een hekel aan ziekenhuizen gehad. Het ruikt er altijd zo chemisch. Maar voor Liz had ik het over. Ik zat aan haar bed. Liz sliep. Volgens de dokters ging het heel slecht met haar. Ze was een ernstig hersenletsel opgelopen. De politie dacht dat Liz gevallen was, maar dat geloofde ik niet. Liz was altijd zo voorzichtig. Ik had het gevoel alsof er meer achter zat, ik wist alleen niet wat. Ik bleef maar even aan Liz’ bed zitten, er was weinig aan. Erg blij was ik toen ik het ziekenhuis verliet. Ik was van het hele bezoek geen steek verder gekomen, dus ik besloot naar de plek te gaan waar ik Liz gisteren had gevonden.

Het was erg emotioneel om op deze plek te zijn, maar ik kon er tegen. Ik deed het immers voor Liz. Ik zag de ambulance weer voor me, het was allemaal heel snel gegaan. De plek waar ik Liz gisteren lag zag er nu verlaten uit. Alsof er niets gebeurd was. Maar ik wist wel beter. Vlak naast de boom waar ik Liz gisteren had achtergelaten zag ik iets opvallends liggen. Een papiertje. Ik raapte het voorzichtig op en ik vouwde het open. Er stond niks op, het was een gewoon een snoeppapiertje. Ik staarde lang naar het papiertje en plotseling begreep ik het. Ik wist van wie dit kwam. Het papiertje borg ik zorgvuldig op in mijn jaszak. En ik vertrok weer. Dit bezoek had me een handige aanwijzing opgeleverd.

‘Hey Remi,’ begroette ik Remi aan de telefoon. ‘Lise? Waarom bel je?’ vroeg hij geïrriteerd. ‘Kan ik langskomen?’ vroeg ik. ‘Hoezo?’ vroeg hij nog steeds geïrriteerd. ‘Ik heb iets leuks voor je,’ grinnikte ik. ‘Sorry Lise, ik heb nu echt geen tijd,’ zei hij. Op de achtergrond hoorde ik een aantal stemmen, onbekende stemmen. ‘Het is heel dringend,’ probeerde ik nog, maar Remi had al opgehangen. Als het zo niet wilde, moest ik het anders aanpakken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen