Ik lag thuis met hoofdpijn op de bank. Het gesprek met Liz had me geen goed gedaan. Het had alleen een ruzie veroorzaakt. Een hevige ruzie. Het was dat Robbin en Kyra ingrepen, maar anders had het nog heel erg uit de hand kunnen lopen. Ik dacht terug aan het moment dat ik met volle moed een gesprek met Liz begon. ‘Liz, kan ik je even onder vier ogen spreken’ ik vroeg het op een erg kwade stem, kwader dan ik bedoeld had. Liz keek me verbaasd aan. ‘Je kan het toch ook nu zeggen’ ze weigerde. Dat had ik kunnen verwachten. ‘Juist daar wilde ik het over hebben’ zei ik geïrriteerd. ‘Nou, kom maar op’ uitdagend keek Liz me aan. ‘Je houding bevalt me niet. Ik bedoel, je sleurt me eerst mee naar het strand en dan weiger je naar me te luisteren’ het kwam er streng uit, alsof mijn leraar het gezegd had kunnen hebben. Liz schoot in de lach. ‘Mijn houding bevalt jou niet?’ het kwam er proestend uit. Ik irriteerde me er aan, ik had het serieus bedoeld. En toen deed ik iets wat ik niet had moeten doen. Ik gaf haar een klap, op haar wang. Ik irriteerde me al veel langer aan Liz, nooit had ik het haar gezegd. Ze verdiende die klap. Toch had ik spijt, achteraf. Ik zuchtte en ik zag op tegen het moment dat ik Liz weer onder ogen moest komen.

Met tegenzin kwam ik de bank af, de bel was gegaan. Mijn hoofdpijn was momenteel minder, maar ik had er nog steeds last van. Langzaam liep ik naar de voordeur toe, die ik opende. ‘Hallo, een pakketje voor Lise de Jong,’ de postbode. Ik nam het pakje van hem over en ik liep weer terug naar binnen. Eigenlijk was ik teleurgesteld, ik had eigenlijk gehoopt dat Liz voor de deur zou staan en dat ze haar excuses zou aanbieden. Maar helaas. Ik zette het pakje ongeopend op de tafel neer. Daarna pakte ik de telefoon. Mijn vingers toetsten automatisch het nummer van Liz in. Gespannen bracht ik de telefoon naar mijn oor toe. De telefoon ging over. Eén keer. Twee keer. Drie keer. Kwaad hing ik de telefoon op. Ze nam niet op. Natuurlijk niet, ze zou mij vast niet meer willen spreken na die stomme actie van mij. Plotseling ontstond er een idee in mijn hoofd. Ik kon natuurlijk ook naar Liz toe gaan. Snel nam ik een aspirientje in, tegen mijn hoofdpijn en daarna verliet ik het huis. Liz woonde niet zo ver van mij vandaan, dus ik besloot te lopen. Onderweg repeteerde ik alvast wat ik wilde zeggen tegen Liz. Ik hoopte maar dat ik niet voor niets naar Liz toe ging.

Mijn hand reikte naar de deurbel. Een kort melodietje volgde. Even bleef ik wachten, maar er kwam niemand om de deur open doen. Daarom drukte ik nogmaals op de deurbel. Weer verscheen er niemand. Ze was vast niet thuis. Ik vroeg me af waar ze dan wel was. Op het strand was ze sowieso niet, want toen ik vertrok kwam ze me nog achterna. Ze schelde me uit voor ‘lelijk’ en ‘dik,’ precies de dingen die ik niet wilde horen. En dat wist ze. Daarom raakte het me. ‘Dik’ was het laatste woord wat ik van haar gehoord had. Teleurgesteld dat er niet werd opengedaan draaide ik me om, terug naar huis. Opeens realiseerde ik me dat ze ook expres niet open gedaan kon hebben. Misschien wilde ze me helemaal niet zien. Deze gedachte bleef nog een hele tijd in mijn hoofd spoken.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen