[9] Livor
Hoofdstuk 9
Alsof mijn hart stilstaat. De hele tijd bedrogen. Verdriet. Hij was de enige die ik mijn hele leven al kende en vertrouwde. Mijn ogen stroomde vol met tranen. Hij wist alles al. Hij had dit allemaal geplant. Zodat ik... Dood kon?! Voelt hij dan niks voor mij? Mijn verdriet verdwijnt na een paar seconden al, want dan voel ik alleen nog maar haat. Pure haat. "Hoe kon je?! Zak! Idioot! Verrader!" Roep ik naar zijn hoofd, hij lijkt het allemaal niet erg te vinden. "Wisten jullie dit al?" Vraag ik vol woede aan Jamar en Seth. "Net pas. We waren aan het jagen toen we hem tegen kwamen. In ons territorium. We namen hem te grazen, toen we een brief vonden van het ministerie in zijn binnenzak. 'bedankt voor uw aanwijzing, wij zullen spoedig de schade opnemen' stond erin. Natuurlijk wilden wij weten wat er aan de hand was, dus hij biechtte alles op. De zak." Zei Jamar, en stompte Sander in zijn buik, die in elkaar krimpt. Sue kwam binnen stormen. "Ik zei dat we haar niet moesten toelaten! Ik wist dat het fout zou gaan! En nu gaan we allemaal dood behalve die lapzwans daar omdat we haar nog verborgen hebben ook!" Schreeuwde hij, wijzend met zijn vinger naar Sander.
"Godver jongens houd eens op! Ruzie maken helpt toch niks! We vechten dat ministerie er gewoon uit, ja toch Seth?" Zei ik, maar hij stemde niet in, bleef naar de grond kijken. "Sue? Jamar? Kom op we kunnen dit toch niet laten gebeuren!" Zeg ik. "Wat maakt het nou uit dat ik een meisje ben!"
Ik loop het huis uit, het bos in. Verander in een wolf, en ren weg van dat gedoe. Ik dacht dat het leuk zou zijn. Een wolf zijn is wat ik mijn hele leven al wilde! Op mijn pad verslond ik elk konijn en ander wezen dat ik tegen kwam. Woede, verdriet, wanhoop, alles kwam bij elkaar. Ik stopte bij de open plek, waar ik in het begin van deze vakantie alle wolven ontmoette. Samen met.. Sander. Ik keek naar de lucht, die al zwart was van de nacht. Sterren blinken, ik zag de grote beer in de hemel staan. Daar vlakbij stond de prachtige maan, zo rond als maar kan, zijn witte licht uitstralend. Vol. Wacht. Vol. Volle maan. Weerwolven.. Sander!
Als ik terug wil rennen hoor ik al gehuil. Dichterbij dan ik had verwacht. Op de open plek staat een grote zwarte wolf. Huilend naar de volle maan. Dat moet Sander zijn. Te pakken krijgen zal ik die jankende stinkende wolf. Maar toen ik naar hem toe wilde rennen was een andere wolf me voor. Een lichtbruine, ik herken hem gelijk. Seth. Nee! Hij verliest gegarandeerd! Seth mag dan misschien heel snel zijn, maar sterk is hij niet! En wat Sander hem wel niet aan kan doen in deze staat...!
Seth dook boven op de zwarte wolf, beet hem hard in zijn nekvel, wat Sander deed huilen. Hij hapte wild om zich heen en schudde Seth van zich af. Hij lag op de grond, stond snel op, en verdedigde zich tegen de woeste weerwolf. Sander sloeg, krabde, beet hem zo hard hij kon. Seth werd met de seconde zwakker, hij was niet sterk genoeg. Als het zo doorging... Dan zou hij hem misschien wel vermoorden!
Ik rende naar de twee vechtende wolven toe en begon te huilen, Sander keek gelijk op. En gromde, liet zijn grote witte tanden zien. Seth stond langzaam op, maar viel op de grond na een paar meter. Nee! Seth! Mijn woede werd zo groot, dat ik op Sander afstormde en op hem sprong. Ik zette mijn tanden in zijn rug, hij begon te piepen. Hij sloeg me wild van zich af en zette toen zijn tanden in een van mijn poten. Helse pijn schoot erin, alsof mijn eraf getrokken werd. Met mijn achterpoten duwde ik Sander van me af, zette me schrap voor zijn tegenaanval, maar dat deed hij niet. Hij rende weer terug naar de nog steeds liggende Seth, en viel hem aan. Wat laf! Ik wilde naar ze toe rennen, maar na een paar stappen deed mijn poot zoveel pijn dat ik er duizelig van werd. Ik viel op de grond, kon niks anders doen dan toekijken. "SETH!" Roep ik, maar natuurlijk werkt dat niet. Langzaam komen zwarte vlekken voor mijn ogen, ik moet ze wel sluiten.
Er zijn nog geen reacties.