Jaren heb ik alleen maar ’s nachts naar buiten gekomen. De honger is te erg om nog een dag te wachten ik moet eten. Ik ben verslaafd geraakt aan bloed. Ik leef alleen nog maar voor het bloed. Misschien komt het omdat ik niemand heb en bloed mijn enige vriend is. Dat is gewoon zielig. Ik moet nog een vampier vinden of een mens. Niemand wil met mij omgaan. Ik ben een monster. Ik ben de mens ergste nachtmerrie. Ik ben maar een stomme legende. Ik ben noch levend noch dood. Ik heb geen ziel. Ik ben alleen. Niemand op deze hele planeet kan ervoor zorgen dat ik niet alleen ben, zelfs vampiers niet. Nee, die zouden nooit begrijpen waarom ik dit leven haat. Ik ben slechter dan de mens. Ik drink het bloed van mensen, van dieren alleen om mezelf in leven te houden. In de legendes van mensen zeggen ze dat vampiers magische krachten. Wel dat hebben we niet. Het enigste wat we kunnen is mensen in de macht houden door hun lichaam te overheersen. Maar dat is zelfs maar voor een paar minuten. Ik wil zo niet leven. Ik wil weer mens zijn. Ik kan dit leven niet verdragen. Ik haat vampiers, maar het laatste wat ik op dit moment ga doen is de mens beschermen. Dankzij hun ben ik dit monster geworden. De tranen wellen weer op als ik aan mijn vorig leven denk.

Ik kom uit het bos. De zon brand op mijn vel, maar het went wel na een tijdje. Ik kan niet anders dan weer nadenken aan die dag. Die poema is onmogelijk een vampier of wel? Missen mijn ouders mij niet? Waar zitten er vampiers? Hebben we misschien toch krachten? Was het wel de zilverleeuw die mij aanviel? Ik weet het niet. Ik weet op niets een antwoord, maar ik zal de antwoorden vinden. Ik keer weer helemaal terug naar het wild park. Diezelfde zilverleeuw zit er nog altijd. Als het een vampier is valt hij mij terug aan dat ben ik zeker. Het dier herkent mij en het begint als een wilde weg te rennen. Wat was dat? Ik voel de macht niet. Er is hier geen macht. Toch niet die supersterke macht. Nee, die is er niet meer. De zilverleeuw heeft mij niet aangevallen maar wie dan wel. Wie is er zo afschuwelijk dat het een zilverleeuw op stang jaagt. Nog een vraag bij, wie heeft mij vermoord? Ik loop zo snel als ik kan naar het huis van mijn ouders, om te zien of ze rouwen om mij. Ik kan onmogelijk zien of ze zitten te huilen en mij missen door al die bewaking. Ik kan ze gemakkelijk op de grond krijgen, maar dat is het niet waard, Ik weet het antwoord al. Ze missen me niet. Ze hebben me nooit gemist. De gevoelloze mensen. Alle antwoorden dat ik vind maken het alleen nog maar erger.Terwijl ik nadacht weet ik weer de reden waarom ik in het daglicht kwam. Omdat ik dorst had, heel veel dorst. De bewakers waren natuurlijk vol met spieren maar ze hebben niet genoeg bloed. Misschien zijn er nog andere bewakers. Ik wandel langs de struiken naar achter. De mannen die de achterkant bewaken hebben meer bloed je ziet het meteen. Ze stonden mooi op rij. Net zoals ik het wil. Ik sla ze allemaal tegen de grond. Hard genoeg zodat ze bewusteloos zijn. Net niet te hard zodat ze geen bloed verliezen. Ik begin bij de laatste dat ik heb neer geslaan. Ik zoek de hoofdader. Ik scheur zijn keel open en ik begin me te voeden. Het is goed bloed. Ik krijg er geen genoeg van, maar het lichaam is leeg. De honger is er niet van gestild. Ik ga naar de volgende en doe precies het zelfde. Het is lang geleden dat ik nog zo’n lekker bloed heb gedronken. Meestal drink ik drugsverslaafden en hoeren. Maar ik zou altijd dit bloed willen drinken. Eenmaal na de derde was mijn honger gestild. Ik loop langs de achterdeur naar binnen. Mijn ouders zitten aan tafel te eten. Vroeger hingen er foto’s van mij aan de muur. Nu niet meer. En daar komen de tranen weer. Één rolt over mijn wang waardoor het verdriet plaats maakt voor woede. Ik haat ze. Ik wandel de kamer binnen zonder na te denken. En ik roep kil : “Hebben jullie me gemist.” Ik stap op mijn vader af. Ik neem zijn hoofd en schouder vast. Hij probeert tegen te spartelen. Maar ik ben veel te machtig. Ik breek zonder familiegevoel, alleen maar met haat en woede, zijn nek. Ik wil zelfs zijn bloed niet. Mijn moeder schreeuwt als geen ander dat ik nooit iets voor hun betekende. Dat ze me haat. Ik wandel naar haar en zeg met tranen in mijn ogen: “ik hield van jullie. En als jullie één seconde naar mij hadden gekeken was dit nooit gebeurd.” En dan doe ik haar hetzelfde aan als wat ik bij mijn vader deed. Al huilend en razend ren ik de stad uit. Wat heb ik nu gedaan? . Ik ben echt een monster. Ik kan het echt niet meer aan. Ik ben al 3 jaar overgevoelig. Dit moet stoppen ik wil deze pijn niet meer. Ik wil dat de mensen mijn pijn voelen. Ze moeten weten hoe het is om als een afschuwelijk monster te moeten leven. Wij moeten ons geheimhouden. De mensen houden zich toch ook niet geheim voor hun prooi. Nee. De mens mag voor mijn part heel hun leven in angst leven. Ik wil dat ze weten dat er iets machtiger rond loopt. Dat de mens nodig heeft als voedsel. Zoals de mens dieren nodig hebben als voedsel. Wij zijn niet zo erg als de mens. Nee de mens is egoïstisch. Wij mogen ook bestaan. Ik wil andere vampiers ontmoeten. Ik wil niet meer alleen zijn. Ik wil dat de mens zich alleen voelt. Zij zijn de schuldige van mijn dood. Maar er is één vampier de ik ga doden en dat is mijn moordenaar. Ik zal hem vinden en doden. En daarna mag de mens mijn bestaan weten. Ik zal ze tonen waar ze echt bang voor moeten zijn. Ik zal ze mij laten zien. Het monster in mij.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen