Pilot
Ik vertrouw ze niet, misschien is dat het gevoel dat ik al heel de week voel, het zijn een bende rare snuiters die slijmen bij mijn ouders. Het zijn dit jaar weer verkiezingen, maar mijn vader heeft beslist er niet meer aan mee te doen, waarschijnlijk om een jaar vakantie te nemen. Ach ja, het kan me nu eigenlijk niets schelen van wat hij van plan is. Mijn vader Bennoni en ik hebben altijd ruzie. De enige die ooit om mij heeft gegeven is mijn oppas die er dag en nacht voor mij stond, zelfs mijn moeder moet mij niet. Om terug te komen op die slijmballen eerst hadden we een uitgebreid ontbijt zoals ik zei een brunch. Ik moet wel toegeven dat het eten overheerlijk is. De slijmballen, die trouwens Louise en Bert noemen, hebben een middagje in het wild dierenpark voorzien. Ik kijk er wel naar uit. Eindelijk iets tofs dat deze dag weer goed maakt. Na lang rijden komen we eindelijk toe aan de ingang van dat park. Eenmaal in dat “wilde dieren” park was er niet veel “wilds” aan. Er waren olifanten, maar geen leeuw of tijger te bekennen. De dierentuin is zelfs “wilder”. Het was daar net de Sahara heel erg KAAL. Wij waren één van de weinige mensen daar. Uiteindelijk waren er wel wat dieren die mijn aandacht trokken zoals een panter en een wolf en een zilverleeuw of beter bekent als poema. Het is een prachtig dier. De poema is stevig gebouwd met sterke poten en hij heeft een lange, dikke staart. Hij beweegt soepel en stil, je zou hem nooit op je horen afkomen. Het kijkt me recht in de ogen aan. Daarna gebeurt alles snel. Ik lijk onder hypnose te zijn. Mijn ogen afwenden lukt niet. Er is wel een stemmetje in mijn hoofd die schreeuwt pas op, maar ik luister er niet naar. Ik luister naar niets of niemand. Ik loop traag op de poema af. Mijn ouders letten niet op mij, dat hebben ze nooit gedaan. De poema lijkt niet bang. Het lijkt zelfs alsof er een grijns op zijn gezicht komt. Al zijn haren komen recht zijn staart ligt naast hem en zwiept niet meer. Hij blijft me aan kijken, alsof ik zijn nieuw speelgoedje ben, en zet zich schrap om aan te vallen. Om de één of andere reden zet ik mij niet klaar om mezelf te verdedigen. Ik ben mijn lichaam niet meer de baas. De poema trekt mij naar zich toe. Alles wordt wazig. Het stemmetje in mijn hoofd word stiller tot je het niet meer kan horen. Dat gevoel dat ik al heel de week had maakt nu plaats voor rust. Maar dat verdween alweer snel en er komt een nieuw gevoel naar boven paniek. Ik werd weer de baas van mijn eigen lichaam. Het lukte mij nog steeds niet mijn ogen af te wenden. Hoe hard ik ook tegenspartel. De kracht die mij in zijn macht hield, heeft mij nog steeds in zijn macht . Ik wil mij omdraaien, maar het was al te laat. Ik voel hoe het bloed warm over mijn nek stroomt. Alles wordt wazig. Mijn gevoelens worden groter, ik voel mij kwetsbaar op elk vlak. Tot mijn besef was de poema verdwenen. Er was iets levends in dat beest dat noch dierlijk, noch menselijk was. Een sterke kracht. Wat? Weet ik niet door de pijn kan ik niet meer goed nadenken. Ik wankel een beetje tot ik tot besef kom dat ik moet vluchten. Ik ren zo hard als ik kan weg. Weg van alles rond me heen. Weg van mijn familie die mij haat. Moe van al het lopen ,huilen en door al het bloed dat ik onderweg had veloren ga ik staan onder een boom. Waar die boom staat weet ik niet. Ik heb niet gekeken naar waar ik liep. De pijn brandt. Ik bekijk mijn wonde aandachtig. Dat kan niet denk ik meteen. 2 grote punten zijn door mijn vel gegaan. Ik dacht al dat er iets mis was met die poema, maar wat? Ik trek een grasgroen blad en een soepel bruin takje van de boom. Het blad leg ik op de wonde en het takje vlecht ik er om heen. Wat moet ik nu doen? De tranen wellen op, maar ik kan net op tijd mijn zelfbeheersing terugvinden. Ik ben kapot. Ik weet niet hoe ver ik heb gelopen. Ik weet niet hoe lang ik heb gelopen. Ik weet alleen dat ik overtuigd ben dat ik doodga. Het kan niet anders met zo'n wonde. Hoe ben ik dan toch zover geraakt zonder dood neer te vallen? Erover nadenken zal nu niet helpen, dus doe ik het gewoon niet. Mijn oogleden worden zwaar. Mijn voeten houden me niet meer. Ik zak door mijn benen tegen de boom en mijn oogleden vallen toe.
Er zijn nog geen reacties.