Chapter 43
Ik laat mijn hand over de veer glijden. Maria kijkt me aan. 'Hoe wist je het?' vraagt ze. 'Hoe wist je, dat het teken hier zat? Het is hier pikkedonker.' Zal ik het haar vertellen? Nee, nog niet. We zijn nog steeds in gevaar. 'Ik weet het niet. Ik had gewoon een gevoel van binnen.' Mijn hoofd begint weer te kloppen. Er komt weer een visioen aan. Ik zak door mijn knieën. 'Altair?' zegt Maria. Zo te horen is ze bezorgd. Ik hef mijn hand op. 'Maak je geen zorgen. Het is goed.' Ik haal even diep adem, en sluit mijn ogen.
Ik sta in een grote ruimte. Het lijkt wel een soort tempel. Van bovenaf schijnt een fel licht. Wat is dat voor iets? Het zijn geen kaarsen. Nee, kaarsen kunnen nooit zoveel licht geven. Ik kijk weer voor me, naar de muur. Er staat een groot kruis op de muur. Dat moet het laatste teken zijn. Ervoor staat een altaar, met daarop een kistje. Zou daar de appel inzitten? Ik kijk naar links. Ik zie het teken van de assassijnen staan. Ik kijk naar rechts, en zie het tempelierskruis staan. Wat is dit voor iets? Waarom staan beide tekens hier? Dat klopt niet. Opeens merk ik, dat ik naar achteren vlieg. Het kruis wordt kleiner, ik word terug de gangen in getrokken. Het gaat steeds sneller, maar toch voel ik niets. Op een gegeven moment kom ik weer aan bij de veer.
Ik schrik wakker. 'Ik weet hoe we bij het kruis kunnen komen,' zeg ik tegen Maria. 'Altair, wat is er aan de hand?' vraagt ze. Ik sta op, en pak haar hand vast. 'Er is geen tijd om het uit te leggen, Maria. We moeten nu verder.' Ze rukt haar hand los. 'Nee,' zegt ze. 'Ik wil nu weten wat hier aan de hand is. Wat ben jij, Altair?' Ik slik even. Dit kost allemaal tijd. 'Maria, daar hebben we nu geen tijd voor. Wie weet zitten de tempeliers ons op de hielen. We moeten nu echt verder.' Ze schudt haar hoofd. 'Nee. Het klopt niet, Altair. Ga jij maar lekker in je eentje verder. Ik wacht hier wel, totdat je terugkomt.' Verbaasd kijk ik haar aan. Meent ze dit nou? 'Er is geen tijd, Maria. Ik laat je hier niet achter.' Ik spits mijn oren. Ik hoor iets. Ze wil iets zeggen, maar ik houd haar tegen. 'Sst! We zijn niet alleen. Kom, we moeten verder lopen.' Ik trek haar mee. Ik loop door de gangen. We komen aan bij een grote hal. Ik blijf staan. Voor me staat een deur. Het ligt hier achter. Ik hoef alleen nog de deur te openen. 'Altair, hoe wist je dit?' Ik schud mijn hoofd. 'Niet nu, Maria.' Ik loop naar de deur toe. Ik laat mijn hand erover glijden. 'Weet je wat dit betekent, Maria? Hier achter ligt de Appel van Eden. Hier ligt een stukje van het paradijs. Kun je het geloven?' Ze komt naast me staan, en pakt mijn hand vast. 'Het lijkt zo onwerkelijk.' Ik pak de deurknop vast. Ik duw zachtjes tegen de deur. Hij gaat open. Ik hoor Maria haar adem inzuigen. Ik open de deur, en loop naar binnen. Maria volgt me. De deur valt achter ons dicht. Zo te horen valt hij in het slot. Ik kijk naar boven, naar het licht. Wat is dat? Ik voel me opeens zo vreemd. Ik voel me zo rustig. Ik kijk naar het licht. Ik zie alleen nog het licht. Ik moet ernaartoe. Hier hoor ik thuis. Ik loop er langzaam naartoe. 'Altair?' hoor ik in de verte. 'Altair, wat ga je doen?' Wie zegt dat? Waar bemoeit diegene zich mee? Laat me toch met rust. 'Altair...' Het is een andere stem. Ik hoor hem duidelijk in mijn hoofd. Het is een vrouwenstem. 'Kom hier, Altair...' Ik moet naar het licht toe. Iets pakt me vast. 'Altair, niet doen!' Moeiteloos ruk ik me los. Niemand kan me nu nog tegenhouden. Ik weet niet precies waar ik ben, maar ik ben thuis. 'Nog maar een klein stukje, Altair.' Voor me verschijnt een vrouw. Ze is gehuld in een witte toga, en ze heeft bruin haar. Ze glimlacht naar me, en strekt haar armen uit. Ik loop naar haar toe. Weer voel ik iets aan mijn schouders. 'Altair, nee! Ga niet naar haar toe!' Ik ruk me weer los. Ik ben bijna bij haar. Ik kan bijna haar hand pakken. 'Welkom thuis, Altair.' Ik sta nu recht voor haar. 'Wie bent u?' vraag ik haar. Ze glimlacht. 'Wie ik ben? Weet je dat niet meer? Het is ook een lange tijd geleden. De laatste keer is bijna 1000 jaar geleden.' Ik zucht. Ze grinnikt. 'Kijk nou naar je. Je ziet er goed uit. De laatste keer was je nog maar een baby. Ik weet nog goed hoe zwaar het afscheid me viel.' Ik schud mijn hoofd. 'Ik begrijp het niet, uwe eminentie.' Ze grinnikt weer. 'Je hoeft niet zo formeel te doen, mijn zoon. Ik ben het, Jubileus de Schepper. Ik ben je moeder. Ik ben zo blij je weer te zien.' Ze drukt een kus op mijn voorhoofd. 'Altair, waarover hebben jullie het?' Weer die andere stem. Hij lijkt van ver weg te komen. Jubileus kijkt langs me heen. 'Is dat je geliefde?' vraagt ze. 'Ik weet het niet,' antwoord ik. 'Ik weet waarvoor je hier bent, mijn zoon. Je komt voor de Appel van Eden.' Ik knik. 'Ja, daar kan ik me vaag nog iets van herinneren.' 'De appel is hier. Je hebt de puzzel goed opgelost.' Ik kijk rond. 'Waar is hij dan?' Ze glimlacht. 'Geduld, mijn zoon. Laat me je bekijken.' Ze streelt mijn wang. 'Moeder...' Ze trekt haar hand terug. 'Er is niet veel tijd, Altair. De wereld is in slechte staat. Als er niet gauw iets gedaan wordt, zal ze vernietigd worden.' Ik slik even. 'Wat wilt u dat ik doe, moeder?' 'Je moet de tempelier zoeken, Gaspard. Samen moeten jullie de Appel activeren. Alleen zo kan ik mijn kracht terug krijgen, en zo de wereld hernieuwen.' 'En dan? Als dat gebeurd is?' vraag ik haar. 'Dan zal jij mijn taak overnemen, Altair. Jij zult de nieuwe Schepper worden, aangezien ik zal vergaan. De oude wereld en ik zijn een. Je zult een nieuwe wereld moeten creëren. Het enige wat ik kan doen, is al het kwaad verwijderen. Alleen de basis zal overblijven.' Ze haalt uit het niets een voorwerp tevoorschijn. Ze geeft het me. Het is een rond voorwerp. 'Dit is de Appel van Eden. Wees er heel voorzichtig mee. Hij is al vaak genoeg misbruik geworden. Je moet hem samen met de tempelier activeren. Anders zal er geen balans zijn, en zal mijn werk alsnog tevergeefs zijn. Begrijp je dat?' Ik knik. 'Ik heb nog een vraag, moeder.' 'Wat is dat, mijn jongen?' Ik slik even. 'Wie ben ik? En wie is mijn vader?' 'Dat zijn er eigenlijk twee, Altair.' Ik kijk naar de grond. 'Het geeft niet. De eerste vraag is niet makkelijk uit te leggen.' Ze geeft me een boek. 'Hier staat alles over ons ras uitgelegd.' 'En mijn vader?' Ze kijkt naar de grond. 'Je vader is...'
Reageer (1)
Urmegurd , kliffhanger!!
1 decennium geledenOké ik zie al helemaal voor me dat Darth Vader binnen komt lopen om te vertellen dat hij zijn vader is. Lol verkeerde verhaal