Op zoek naar Eva en Anika
Ik zucht.
De mist is alweer helemaal verdwenen.
Sinds het gesprek ben ik niet veel verder gekomen.
Ik vraag me nog steeds af hoe ik hier nou terecht ben gekomen en waar Eva en Anika kunnen zijn.
Elodie lijkt ook te denken waar Eva en Anika zijn.
Snow kijkt Elodie aan.
Ze snuffelt aan Elodie.
Ze ruikt een beetje naar Eva en Anika. Denkt Snow.
De geur prikkelt haar neus.
Waar zouden die twee eigenlijk zijn?
Ze ruikt nog eens goed in de lucht, en pikt een klein beetje Eva en Anika lucht op.
Ongeduldig stoot Snow me aan.
Ik schrik op uit mijn gedachten.
''Wat is er, Snow?''
''Ik weet waar ze zijn!''
''Wie?'' Elodie luistert ook mee.
''Eva en Anika''
Ze ruikt nog eens goed.
''De geur is al best oud, zo'n twee dagen''
''Twee dagen?!''
Ik kan mijn oren gewoon niet geloven...
Twee dagen?
Ik zit hier nog maar een kwartier.
Snow kijkt me vreemd aan.
''Ja, twee dagen, je vertrouwt mijn neus toch wel? De scherpe zintuigen van een vos?''
Ik zucht weer, natuurlijk vertrouw ik die, de neus van een vos heeft het zowat altijd bij het juiste eind.
Snow glimlacht naar me, alsof ze mijn gedachten leest.
''Kom mee dan'' zegt ze op een zachte toon.
Met enkele sierlijke sprongen is ze alweer een paar meter verder.
Elodie en ik spreiden onze vleugels en volgen Snow.
Ik hijg, mijn vleugels doen pijn van het vliegen.
Hoe kunnen Eva en Anika toch zo ver weg zijn?
In tegenstelling tot mij rent Snow onvermoeibaar door, af en toe stopt ze even en ruikt nog eens goed, om dan weer verder te rennen.
We zitten in een mooi, groot bos als ik land.
''Snow, Elodie... we moeten echt even rusten''
Snow knikt.
''Is goed, ik ga wel even jagen''
Ze verdwijnt tussen de struiken.
Ook Elodie kon haar rust goed gebruiken.
Voor echt slapen was er geen tijd, dutjes waren sneller, en net zo nuttig.
Ik val in een lichte slaap.
Ik word wakker, het is rustig in het bos.
Ik sta op en schud me uit.
De heerlijke boslucht dringt tot diep mijn neus binnen.
Het is heerlijk vredig.
Elodie en Snow staan dicht bij me.
Ik voel me prettig.
Dan plots schuiven er grote, zwarte donderwolken voor de zon.
Het begint heel hard te regenen.
Even later verschijnt er een bliksemflits.
De donder rolt en buldert.
De regen gaat over in hagel, ik haat hagel.
Dan stopt het met hagelen, gelukkig maar.
De donderwolken drijven weg en de zon komt weer tevoorschijn.
Ineens wordt het zo heet dat de zon een bosbrand veroorzaakt.
Het begint te waaien, de brand omsingelt ons, we kunnen geen enkele kant op.
Snow en Elodie worden opgeslokt door het vuur, het komt dichter en dichter bij.
Twee kreten klinken uit het vuur, ze zijn van Elodie en Snow.
Boven me in het vuur verschijnt een gezicht.
Een drakenkop, het is Godess!
''Deze keer is er geen uitweg! Het weer keert zich tegen jou!''
Het gezicht vervaagt, maar haar stem klinkt nog na.
Het vuur komt razendsnel op me af...
''Aah!''
Bezweet schrik ik wakker.
Gelukkig, het was maar een nachtmerrie...
Nu weet ik waarom dit zo was.
Elodie heeft een vuur gemaakt, waar Snows prooien op geroosterd worden.
Ze merken dat ik wakker ben, en roepen me toe mee te eten.
Even later zitten we allemaal te smullen van stukken konijn, muizen en nog wat andere beestjes.
Maar Godess' stem klinkt nog steeds in mijn hoofd: 'Het weer keert zich tegen jou!'
Reageer (3)
super!
1 decennium geledenmooi joh!
das een goeie
1 decennium geledenMaar lol en door xd
oeioei!
1 decennium geledenmaar?ik?vuur maken?
hoe heb ik dat klaar gespeelt?
DDDDDDDDOOOOOOOOOOOORRRRRRRRRRRRR