Zwaardmeester - 11
Henric kwam hem ter hulp.
“Wout heeft mij het leven gered en me daarna een tijdje geholpen.”
“Oh, dus Wout is nu uw schildknaap?” Wout en Henric moesten lachen. Daarop vertelde Wout zijn familie wat er gebeurd was. Nadat hij uitgesproken was bleef het lange tijd stil. Wout voelde aan dat zijn familie zich zorgen maakte, maar het niet onder woorden durfde te brengen.
“Er is niets om jullie zorgen over te maken”, zei Wout, hoewel hij het zelf maar half geloofde.
“Er is geen betere zwaardvechter dan Wout in het hele rijk,” zei Henric, “Waar zijn gave vandaan komt weten we niet, maar hij heeft ze zonder twijfel.”
“Maar hoe zit het nu met dat tweegevecht?” vroeg zijn vader.
“Dat komt goed. Ik weet dat Wout het aankan.”
“En daarna wordt alles beter, dan hoeven we nooit meer honger te lijden.”
“Mogen we dan zoveel eten als we willen?” vroeg Oswald.
“Ja, en nog meer ook.” Oswald vloog zijn broer nogmaals om de hals.
“Dank je, Wout.” Wout woelde door Oswalds haar.
“Graag gedaan, broertje.” Misschien was dit nog wel het fijnste aan dat hele zwaardmeestergedoe.
Na een paar dagen bij zijn familie te hebben verbleven, vertrok Wout samen met Henric richting het koninklijk kasteel. De koning ontving hen persoonlijk. Wout schuifelde ongemakkelijk met zijn voeten, zijn blik op de grond gericht. Henric legde zijn hand op Wouts rug en gaf hem een klein duwtje. Wout liep naar de koning toe.
“Heer Wout, welkom op mijn kasteel.”
“Het is me een hele eer, majesteit.”
“De eer is volkomen aan mijn kant.” Wout kon niet voorkomen dat hij rood werd. “Heer Henric, u heet ik ook van harte welkom. U kunt trots zijn op uw pupil.”
“Dat ben ik ook, mijn koning.” Vanuit zijn ooghoek zag Wout iets bewegen. Hij keek op en zag nog net hoe een jonge vrouw zich snel uit de deuropening terugtrok.
Er zijn nog geen reacties.