17|
Joy
Ik kan niet anders dan gefascineerd naar Wodan luisteren. Een voorstel… Ik geef een kort knikje. Hij praat verder. ‘We hebben jullie nodig. En jullie hebben ons nodig. Dus –‘ Ik stop hem door mijn hand op te houden. ‘Wij hebben jullie niet nodig.’ Corrigeer ik hem. ‘Weet je dat zeker …’ Hij trekt een bedenkelijk gezicht. ‘Wacht eens even, we weten jou naam nog niet. Jij bent Eva, maar wie ben jij?’ ‘Joy.’ Stel ik mezelf voor. ‘Joy.’ Herhaalt hij zachtjes. Zijn stem geeft me kippenvel, zeker als hij mijn naam zegt. Plots begint Remus hard te lachen. Hij ontvangt een klap van Wodan. We kijken hem allen raar aan. ‘Weerwolven kunnen elkaars gedachtes horen.’ Legt hij uit terwijl hij grinnikend naar Wodan kijkt. Bloost hij nou? Wow, jap, Wodan bloost. ‘En wat dacht hij dan?’ Vraag ik speels aan Remus terwijl ik Wodan aankijk. Remus schiet weer in de lach. ‘Zullen we verder gaan met het voorstel?’ Stelt Kevin voor. Wodan schenkt hem een opgeluchte glimlach en gaat verder met zijn verhaal. ‘Jullie hebben ons wel nodig. Want jullie zijn de enige twee Élu die nog leven. Er gaan wel geruchten dat er meer zijn. Die moeten jullie vinden, met onze hulp. Er is een oorlog gaande in het Verre Oosten en-’ hij kijkt de jongens om zich heen aan. Zijn blik is twijfelend, maar zodra Remus knikt vervolgt hij zijn verhaal. ‘En de enige die de oorlog kan stoppen zijn Élu.’ Hmmm, een oorlog dus. En alleen een Élu is in staat die te stoppen. Komt me bekent voor. Ik graaf terug in mijn gedachtes. Shit! Ik begin te panieken en zie dat Eva precies weet waarom. ‘Dit kan niet.’ Zeg ik terwijl Eva me stevig beet pakt. Ze zet me langzaam neer op een steen. Ze pakt haar bidon en overhandigt die aan me. Ik weiger. Al snel hyperventileer ik. ‘Rustig Joy. Het was maar een droom. Dit heeft er niets mee te maken.’ Fluistert ze zachtjes in mijn oor. De jongens overleggen. Natuurlijk hebben ze alles gehoord. Eva knuffelt me stevig. Ik hou de prikkende tranen tegen. Mijn droom was misschien toch een voorspelling.
In de verte hoor ik lachende stemmen aan komen. Al snel herken ik er een als Rapunzel. In mijn ooghoek zie ik dat Flynn en Tinker Bell gezellig naast haar lopen en vliegen. Al snel staat Rapunzel naast mijn zijde. ‘Wat is er?’ Vraagt ze met een klein stemmetje. Ze kan er niet tegen als andere mensen verdrietig zijn. Ze kijkt me bezorgt aan. Ik haal mijn schouders op. ‘Misschien moet je even een stukje rennen?’ Stelt mijn zusje voor. Dat klinkt goed. Ik knik en verlaat het kleine strandje. Achter me hoor ik stemmen. Maar al snel ben ik zo diep het bos in dat ik enkel nog vogeltjes hoor. Mijn zend me een boodschap door waar ik niet echt blij van wordt. Wodan is me blijkbaar achterna gerent. Ik voel zijn aanwezigheid al en sprint nog wat harder. Élu kunnen heel erg hard rennen, maar weerwolven ook. Ik bedenk me dat het geen zin heeft om hem langer te ontwijken en rem mijn pas. Al snel sta ik tot stilstand en draai ik me om. Een grote zwarte wolf kijkt me nieuwsgierig aan. ‘Wat moet je?’ Vraag ik hem bot. Oei, daar is botte Joy weer. Hij loopt langzaam naar een boom toe waarachter hij zich verschuilt. Ik trek een wenkbrauw op. Waarom zou hij dat doen? Al snel zie ik hem terug komen, maar nu in mensen vorm. Ik slik. Oh. Hij heeft alleen een boxer aan. Ik kijk snel weg. Ik had al zo lang geen jongen meer gezien en nu meteen dit. ‘Maakt dit je ongemakkelijk?’ Vraagt hij. Ondanks dat ik hem niet aankijk, weet ik dat hij grijnst. Ik rol met mijn ogen en focus mijn blik dan op zijn gezicht. Hij loopt wat dichterbij zodat we binnen praatafstand staan. ‘Welke droom had je?’ Vraagt hij. Ik had geen zin om alles uit te leggen. Over hoe ik weken lang elke nacht wakker schrok. Over hoe ik zelfs als ik wakker was haar leek te zien. Over hoe ik wist dat iemand die ik liefhad dood zou gaan. Over hoe ik wist dat ik haar moest verslaan. Ik haal mijn schouders op. Waar ik een grom op terug krijg. Hij komt stap voor stap dichterbij. ‘Je moet het me vertellen.’ Zegt hij met een onderliggende grom in zijn stem. Ik hoor het al, dat is een alpha. ‘Ugh, jij bent zeker een alpha.’ Ik zie hem wegkijken. Ja, dus. ‘Wat is het toch met die alpha’s? Altijd maar denken dat ze alles zijn.’ Hij grijpt mijn bovenarm stevig beet. Dit gaat een blauwe plek worden. ‘Ik zou maar uitkijken met wat je zegt.’ Gromt hij. ‘Ik zou maar uitkijken met wat je doet.’ Zeg ik bot terug terwijl ik naar mijn bovenarm kijk. Hij laat me los maar zijn woeste blik is recht op mij gericht. ‘Ik denk dat ik haar moet doden.’ Geef ik toe. Het voelt goed om het kwijt te kunnen aan iemand anders dan Eva. Iemand die me niet voor gek verklaard zoals de meiden in het weeshuis zouden doen. ‘Hoe weet je dat het een haar is?’ Vraagt hij. ‘Droom.’ Antwoord ik en hij knikt begrijpelijk. Hij maakt een buiging. ‘Ik sta tot uw dienst.’ Zegt hij plechtig. Zo ging het vroeger altijd. Élu waren de belangrijkste, de beste en de hoogste rang. Iedereen stond onder ons. Maar nu blijkt dat anders te zijn. Ik moet meer weten van hoe de wereld nu is hier.
Reageer (2)
Snel verder
1 decennium geledenwhoop whoop
1 decennium geledensnel verder please ^^