Chapter Seven.
Het duurde even voordat de drie Tom weer in de gaten kregen. Hij was een paar straten voor hun uitgelopen in de hoop dat hij die persoon weer kon zien en kon vragen of hij of zij de kap van zijn hoofd kon aftrekken. Tom stond tegen een muurtje aan en keek om het hoekje een andere straat in. De persoon liep met stevige passen door waardoor de mantel achter zich aan flapperde. Beau, Duvessa en Liam voegde zich bij Tom toe en ze haastte zich achter de onbekende aan.
'Is dit wel een goed plan? Stel dat diegene iets van plan is wat ons totaal niet aangaat,' probeerde Beau nog. Maar zonder geluk, niemand reageerde op haar omdat ze nu allemaal nieuwsgierig waren geworden.
'Dit is echt gekkenwerk,' mompelde ze nog.
De persoon liep door heel de stad en Beau, Tom, Liam en Duvessa volgde haar op de voet, maar ze waren net te langzaam. De hele achtervolging bleven ze een straat achter. Duvessa vond dit eigenlijk geen probleem. Stel diegene is inderdaad iets slechts van plan en dan zitten ze zelf ook in de nesten. Hun achtervolging leidde hen langs grachten, luidruchtige kroegen, verlaten huizen en door donkere steegjes. Na een tocht die zo lang duurde dat het bijna weer licht werd stopte degene in een lugubere buurtje en keek eerst drie keer achterom voordat het een donkere, doodlopende steegje in liep. Tom en Duvessa stonden net om het hoekje van het steegje terwijl Beau en Liam om het andere hoekje stonden Voorzichtig staken ze één voor één hun hoofden om het muurtje en zagen de persoon voor een dichte deur staan. De persoon was aan het mompelen. Een zachte, lage stem kwam hun tegemoet, maar geen van allen verstonden de woorden die werden gesproken.
'Ga dan Tom. Vraag het,' siste Duvessa die net even om het hoekje keek om te controleren of diegene er nog wel stond.
'Durf je nog wel? Je kijkt zo zuur,' fluisterde Liam. Een grijns ontstond op zijn gezicht.
Na een lange tocht door de halve stad was de alcohol in hun bloed grotendeels uitgewerkt en dacht Tom nog een keer na over zijn acties. Was dit wel een slim plan? Wie weet wat er achter die deur stond en wat er met hun kon gebeuren als hij zich daadwerkelijk liet zien. Ze waren allemaal stil en dachten na over wat ze gedaan hadden. Was het niet beter om nu om te keren en terug naar huis te gaan? Maar zouden ze dan nog kunnen leven met de misgelopen spanning van nu? Zouden ze niet voor de rest van hun leven zich blijven afvragen wie die persoon was en waarom het zo argwanend deed?
Het mompelen van de persoon was opgehouden. Het was niet iets wat ze opmerkte. Het was de stilte die ze opmerkte, een stilte die kwam nadat het mompelen gestorven was. Alle vier keken ze weer het hoekje om. De deur was aan het trillen. Deze massief houten deur was aan het trillen. Er ontstonden spleten licht aan de zijkanten van de deur. Het was een heel licht blauw licht, een licht dat steeds feller en feller werd. Het licht zorgde ervoor dat de hele steeg zichtbaar was. De muizen kropen geschrokken in hun holen en elke deuk van elke steen van de muren werden zichtbaar. Het grote aantal insecten die de steeg hun huis hadden gemaakt vluchtten over de vier paar schoenen de steeg uit. Schoenen die ze normaal hadden gevreesd en waar ze voor gevlucht zouden hebben. Wonderbaarlijk bleef het gezicht van de onbekende persoon onherkenbaar.
Het licht begon te pulseren, alsof het een hartslag had, alsof het leven bezat en het probeerde zijn leven en hartslag met heel de wereld te delen. Uiteindelijk kon de deur het niet meer aan en het verdween als ware in het licht. Nu er geen deur meer was om het licht tegen te houden ontstond er een explosie van hemelsblauw licht. De kracht die erbij vrij kwam, zorgde ervoor dat de muren en de grond trilde. Allemaal, zelfs de onbekende persoon moest een stapje naar achteren zetten door de kracht die het licht vrijgaf. De onbekende persoon stapte het licht in en het licht verzwolg degene als een zwart gat. Daarna werd het licht weer zwakker.
'Ik ga er achteraan,' zei Tom. Hij pakte Duvessa haar hand en trok haar mee naar het licht. Daarna sprong hij achter de onbekende aan. Duvessa had geen keus en werd er in meegetrokken. Het licht werd nog zwakker. De insecten keerde opgelucht terug naar hun plek en de hoofden van de muisjes kwamen weer tevoorschijn.
'Godverdomme,' schreeuwde Beau woedend. Ze pakte de hand van Liam die als versteend had zitten kijken naar wat er gebeurd was. De ruk aan zijn arm maakte hem weer bij bewustzijn en hij holde achter Beau aan naar het nog zwak, pulserende licht. Liam was sneller dan Beau en hij sprong ook het licht in. Beau stond voor het licht een milliseconde stil en deed een schietgebedje. Ze keek omhoog naar de zon die opkwam en sprong er achteraan. Het pulserende licht doofde, waarbij de deur weer met een klap dichtsloeg. Het doodlopende steegje was weer in het donker gehuld en de muizen liepen weer onzichtbaar langs de muren op zoek naar eten, de gebeurtenissen van net helemaal vergeten. De mensen die wakker werden van het licht en uit het raam staarde naar wat er was gebeurt, draaide zich om. Ook zij konden zich niks meer herinneren en dachten alleen nog aan hun miezerige leven die begon wanneer de zon opkwam en eindigde wanneer de zon onder ging.
Reageer (2)
Leuk leuk! Snel verder ^^
1 decennium geledenSnel verder
1 decennium geleden