Hoofdstuk 2 Deel 3
Ik zuchtte en zette me neer op een bankje. De verf was aan het afbladeren en onthulde de roestige ijzeren staven waarmee het opgebouwd was. Vorm C. Dat ging nu beginnen, zeker? Misschien had iemand van die mensen haar gezien, de kans was klein, maar ik kon het in ieder geval proberen. Misschien had iemand Davos gezien. Ik wist niet juist hoe groot die kans was, ik wist niet eens of de kans er was.
‘Het is een heel beperkte groep engelen en ze worden allemaal gekenmerkt door een bepaalde kleur in hun vleugels. Moeilijk om te zien, want het licht moet er juist op vallen en je moet weten waar je moet zoeken.’ Zijn woorden dwaalden rond in mijn hoofd en riepen een hele hoop vragen op. Had ik dat Signo? Het was mogelijk dat ik het had, want hij dacht het gezien te hebben, maar het was ongebruikelijk dat de engel het zelf niet wist. Maar ongebruikelijk betekend niet dat het onmogelijk was, toch? Als ik het Signo had, zou ik het dan ooit nog kunnen vinden nu de zon niet meer volledig opkwam? Zou het licht er ooit nog juist op vallen? En wat betekend het als ik het Signo heb? Gavens, had hij gezegd. Wat voor iets zou dat dan zijn? Geen door muren lopen rommel, daar was ik wel zeker van. En ik had ook niet het gedacht dat er engelen waren die gedachten konden lezen of de toekomst zien.
Ik moest verder. Davos vinden. Louise vinden. Ik stond weer recht en wandelde naar de supermarkt. Vreemd hoe de straten stiller werden naarmate de ochtend in zicht kwam. Het klopte niet, maar dat was te verwachten met die vormen.
Ik passeerde voorbij een grijze veertiger, hij zat op de stenen omheining van een klein huisje en droeg een grote kist bij zich.
‘Goede’ Ik moest even nadenken ‘Goede ochtend, meneer.’ Ik glimlachte mijn tanden bloot en hij lachte zachtjes terug.
‘Goede ochtend, jongedame!’ Hij haalde beleefd zijn pet van zijn hoofd en knikte.
‘Zou u me ergens mee kunnen helpen?’ Vroeg ik.
‘Als het niet te lang duurt, meisje, want ik moet bijna vertrekken naar mijn werk.’ Terwijl hij de pet terug zette, stond hij recht en nam de kist in zijn handen. Dat deed hij een heel pak sneller dan ik had verwacht. Hij moest ofwel heel erg sterk zijn, ofwel gewoon de indruk willen wekken dat hij hard ging werken door een grote lege kist mee te dragen.
‘Wel, dan heb ik een klein vraagje voor u. Hebt u misschien toevallig een meisje gezien, ongeveer zo oud als ik met bruin haar? Iets groter als ik ben en met een groene sjaal en muts.’ Ik ging er vanuit dat ik niet moest uitleggen hoe haar beenwarmers in haar laarzen zouden steken, zeker niet tegen een man. ‘Ze heet Louise en zou naar de supermarkt gaan, maar ze is niet thuisgekomen.’
‘Nee, sorry, daar kan ik je niet mee helpen. Maar je kan met me meelopen naar de werf en aan mijn collega’s vragen of ze haar gezien hebben. Daar is de kans het grootst dat je op dit uur mensen zal zien.’ Hij grinnikte kort en wenkte me mee.
‘Dat zal ik doen!’ Ik liep hem snel achterna en besloot mijn andere zoektocht ook al te starten. ‘Kent u misschien ene Davos?’
‘Davos?’ Op zijn voorhoofd verschenen bedenkelijke rimpels terwijl hij nadacht. ‘Wat een aparte naam, maar neen, ik ken niemand die Davos heet.’
‘Vind u? Ik vind zijn naam wel mooi klinken. Spijtig dat u hem niet kent.’ Er vielen kleine druppeltjes uit de lucht die mijn aandacht trokken. Ik stak mijn hand uit en keek omhoog. Regen. Dat verbaasde me, het was zo lang geleden dat ik nog wat anders als sneeuw uit de lucht zag komen. Het werd wel duidelijk dat ik in een stad was. In de kille boslucht zouden de druppels direct in vlokjes sneeuw veranderd zijn. De man lachte weer even.
‘Nog nooit regen gezien?’ Grapte hij. ‘Dan moet je hier maar langer blijven, soms komt het er nog met veel meer tegelijk uit de lucht. En de druppels kunnen ook veel groter worden.’
‘Nee, het is gewoon… Ik ben de laatste tijd altijd in het bos geweest en daar regende het niet. Heel vaak heb ik uren zitten zeuren en klagen tegen mezelf omdat wel genoeg van de sneeuw had. Een beetje regen om die weg te spoelen was echt heel erg welkom en dan kom ik hier nu in een stad en het eerste dat ik uit de lucht zie komen, is alles wat ik zo graag wou!’ Ik schudde ongelovig mijn hoofd terwijl ik mijn hand aan mijn mouw af veegde.
‘Ooh, helemaal vergeten.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Ik ben Nico.’
‘He Nico, ik ben Roslin.’ Ik lachte en schudde zijn uitgestoken hand.
‘Roslin. Dat is ook weer zo’n ongewone naam. Is euhm, Davos je broertje ofzo?’
‘Nee, Davos is niet mijn broertje.’ Ik gaf zonder nadenken antwoord. Was Davos mijn broertje? Nee, toch? Engelen hebben geen familie. Maar hij kon wel voor mijn broer doorgaan in de mensenwereld. Daar zou het normaal zijn.
‘Ooh, oke.’ Hij was geschrokken van mijn plotse toonsverandering en zweeg de rest van de wandeling tot de werf. Daar aangekomen stonden er allemaal hoge, zwarte palen op een rij, sommige wat lager, die nog hoger gemaakt moesten worden.
Net toen ik wou vragen wat ze hier aan het doen waren, zag ik een gigantische bak omhoog gaan. Het was een soort piramide, maar dan in plaats van op een vierkant vlak gemaakt te zijn, stond het op een rechthoek. De rechthoek zelf was van glas terwijl de rest uit hetzelfde zwarte materiaal bestond als de palen. Lampen. Ze waren de stad aan het verlichten.
Reageer (2)
Ja, die neen is indd typisch Vlaams en ik kan het weten haha ;p maar ik dacht dat beide wel konden.. alleszins, mooi stukje alweer
1 decennium geledenIk zie dat je vaak gebruik maakt van "Neen". Dat is niet correct Nederlands, maar Vlaamse spreektaal. Ben je Belgisch? Hihi. Het is niet dat ik me eraan erger, het valt me gewoon op. Ik woon aan de grens, dus ik ben bekend met de Vlaamse taal.
1 decennium geledenVerder wil ik graag nog even zeggen dat ik je verhaal echt goed vind en dat terwijl ik normaal gezien niet van fantasy houd. Je hebt er een abo bij!